Anna Karolina #200: Het schot
Anna schrijft iedere week over haar zoektocht naar de ware (meeslepende) liefde die als een stevige rode draad door haar leven loopt. In het ziekenhuis neemt de sfeer een onaangename wending. Samen met Daan slaat Anna op de vlucht.
Isabella knalt de deur open en we staan in een trapgang. Ik leun tegen de muur en probeer regelmatig adem te halen. Het dagenlang liggen heeft mijn benen zwak gemaakt en ik voel hoe ze tintelen en hoe het bloed raast door mijn aderen.
Lees ook: Anna Karolina #199: De ontsnapping
'Ik ga terug. Blijf hier.'
Isabella kijkt woest.
'Terug? Ben je gek geworden? Die kerels...'
Maar ze luistert niet naar me en sprint weg. Ik kan het niet laten en open de deur op een kier. Ik zie de mannen nog steeds tekeer gaan tegen het lijf van Daan, dat nu bewegingsloos op de grond ligt. Bij het zien van haar, stoppen ze en stappen ze over hem heen. Haar tengere, sterke lijf rent op ze af en dan zie ik haar pistool. Ik slaak een kreet.
'Politie. Stop.'
Ik sluit de deur en mijn hart bonst bijna mijn borst uit. Ik haat confrontaties en geweld. In het echt ziet het er toch veel gewelddadiger uit dan op het scherm, als je een serie of film kijkt. Ik sleep mezelf naar de trapleuning en omklem deze met al mijn kracht. Heel voorzichtig zet ik stap voor stap voet aan de grond en tot mijn opluchting lukt het me een etage af te dalen. Net op het moment dat ik de deur opentrek hoor ik een doffe knal. Een hittegolf aan adrenaline vult mijn ledematen. Dit kan niet waar zijn; iemand heeft geschoten. Paniek overvalt me. Isabella of Daan lopen gevaar, en dat omwille van mij.
'Anna, kom. Anna, ik ben het.'
Ik schrik en kijk in het bebloede gezicht van Daan. Zijn haren plakken aan zijn hoofd en alles ziet rood. Ik open mijn mond, maar de hand van Daan vouwt zich krachtig om mijn lippen.
'Anna, rustig maar, niet gillen, Anna ze mogen niet weten waar we zijn.'
Even sputter ik tegen, maar dan geef ik mezelf over en knik. Voorzichtig haalt Daan zijn hand weg, dat naar ijzer en lood ruikt.
'Daan, het spijt me zo. Ik snap niet...'
'Stil nou maar. We moeten weg. Kom.'
Hij ondersteunt me naar buiten en plant me in een rolstoel, dat tot ons geluk geparkeerd in de gang staat. Ik zie dat hij mank loopt. Zo snel hij kan rijdt hij me richting de lift en voor we het weten staan we beneden in de garage.
'Kom, ik heb de sleutel.'
'Van wie is die auto?'
'Van haar. Ze gaf het aan me net.'
'Ik hoorde een schot. Daan, wat is er gebeurd.'
'Weet ik niet Anna, toen was ik al weg. Ze zei waar je was, dat ik je moest halen. Ik heb een adres doorgekregen waar we heen moeten. Anna, ik weet dat je me nu niet vertrouwt, maar je moet, je moet.'
Ik knik alleen en houd verder mijn mond. Dit is duidelijk een situatie van leven en dood en dan ga ik niet doorzagen over mijn vertrouwen naar Daan toe. Ik maak me zorgen om Isabella. Als zij het slachtoffer wordt van dit alles vergeef ik het mezelf nooit. Als Damir hier was zou hij zeker weten wat het beste was om te doen. Hij zou zijn hoofd koel houden en me geruststellen. Naast Daan voel ik me verantwoordelijk voor hem, zelfs nu, nu ik zo week ben als een slak.
Lees ook: Anna Karolina #198: Isabelle en Anna
Ik draai langzaam mijn hoofd zijn kant op en voel de tranen prikken in mijn ogen. Waarom houd ik ook van Damir? Sinds hij in mijn leven is gekomen is het alleen maar chaotisch en onrustig geworden. Hoeveel moet je over hebben voor je gevoel? Wanneer zeg je dat het genoeg is? Dat het teveel gedoe is? Dat het te gevaarlijk is? Ik weet het antwoord en triestheid overvalt me. Dit is nog lang niet afgelopen en ik voel dat we beland zijn in een zeer gevaarlijk spel. Een spel waar Daan en ik vóór Damir nooit in terecht zouden komen. Een politiewagen met sirene passeert ons en vluchtig volg ik de auto met mijn blik.
'Damir!', schreeuw ik uit, 'Daan, draai om. Damir zit in die auto. Ze gaan richting het ziekenhuis. Hij weet niet waar ik ben. Daan. Draaien!'
'Nee. Ik breng je in veiligheid Anna, zoals beloofd.'
Wordt vervolgd.
Lees hier meer van Anna Karolina.