Deel 21: Op heterdaad
Anna schrijft iedere week over haar zoektocht naar de ware (meeslepende) liefde die als een stevige rode draad door haar leven loopt. Zo is ze verliefd op Daan, maar er is één probleem: Daan heeft een vriendin.
‘Sorry. Hi, ik ben Claudia.’
De nietsvermoedende lachebek steekt me haar hand toe.
‘Hi, ik ben Anna. Een oude vriendin van Daan.’
Ik weet niets anders te verzinnen en knijp in mijn arm, in de hoop dat dit een nachtmerrie is. Maar ik word niet wakker, want dit is echt. Dit is nú aan het gebeuren, in zijn huis, midden op de dag: Daan, Claudia en ik.
Lees ook: Deel 20: De sleutel
Ze kijkt me even aan en gaat verder met haar zoektocht. Ze trekt de keukenlade open en maakt nét iets te veel herrie voor de bezigheid. Ze lijkt zo op het eerste oog een chaoot, het type dat haar figuur niet kent en net de verkeerde broeken draagt. Haar jeans zit vormeloos om haar dunne benen. Ik stel me voor hoe Daan waarschijnlijk vanochtend nog tussen die spillepoten heeft lopen dralen. Haar haren heeft ze opgestoken, duidelijk in de haast, want haar kruin is zo zichtbaar dat het bijna aandoenlijk is.
‘Ja. Eh. Anna belde net aan. Ze heeft haar fiets verderop staan. Haar band is lek.’
Ik kijk Daan aan en schud met mijn hoofd. Hij stottert bij het uitspreken van de woorden. Geen vrouw op deze aarde zou het op dit moment ontgaan dat er iets totaal mis is. Ik weet niet hoeveel seconden ze nog nodig heeft om het te beseffen, maar ik voel niet de drang om daar getuige van te zijn.
Claudia loopt de keuken uit, maar blijft ineens na een paar stappen staan. Ze draait zich snel om.
‘Anna?’
Ze kijkt naar Daan.
De kentering is voelbaar. Ik zie het aan haar gezicht. En als Daan zonet niet met zijn graaigrage handen mijn tepels had beroerd, dan had hij nu niet duidelijk een stijve die door zijn jeans heen te zien was en prikten mijn harde tepels niet door de dunne stof van mijn rode bloesje. Ik durf haar niet aan te kijken. Zonder dat er iets gezegd wordt is het duidelijk dat dit mijn moment is om te vertrekken.
Eén, twee, drie… en daar komt het.
‘Waar ben jij mee bezig? Wie is deze vrouw? Verdomme, in dit huis nog wel…’
Ze stormt op Daan af en ik maak me uit de voeten. Ik kijk nog even achterom en zie de ontredderde snoet van Daan. Ik ben blij dat mijn fiets hier nog staat, want stilstaan en wachten op een tram is nu geen optie. Ik moet weg. Heel snel weg. Ik weet dat mijn boetedoening nog zal komen, maar nu is het Daan die aan het korte eind trekt. Ik trap als een bezetene. Na een rit die eindeloos lijkt te duren, knal ik mijn fiets tegen een paal en ren de winkel in waar Juul drie dagen per week slijt om wat bij te verdienen.
‘Anna, wat doe jij hier?’
‘Ze weet het. Juul, het is vreselijk. Ze kwam binnen toen ik er was. Ze zijn nu daar.’
‘Wie? Waar? Waar heb je het over? Je zweet helemaal! Rustig.’
‘Claudia. Ik was net bij Daan en ze kwam binnen, ze…’
‘Anna, haal adem. Kom mee.’
Juul neemt me mee het kleine keukentje in en gebaart naar haar collega om de klant waar ze mee bezig was over te nemen.
Ik vertel Juul in brokken het verhaal.
‘Ga naar mijn huis en wacht op me. Ik ben om zes uur klaar.’
Ze steekt haar huissleutel in mijn zak en geeft me een kus. De adrenaline is inmiddels iets gezakt, maar mijn gedachten veroorzaken een storm in mijn hoofd. Mijn wereld is binnenstebuiten gekeerd. Zo ook die van Daan. Wij zijn de schurken en niets aan dit gevoel is fijn.
Meer verhalen van Anna Karolina lees je hier.