Anna Karolina #194: De tranen van Daan
Anna schrijft iedere week over haar zoektocht naar de ware (meeslepende) liefde die als een stevige rode draad door haar leven loopt. Een heftig ongeluk zorgt ervoor dat Anna en Daan in het ziekenhuis terecht zijn gekomen. Daar komt Anna tot vreselijke ontdekkingen.
Ik ruik staal en hoor chaos om me heen. Geschreeuw, auto’s, krassen op de weg. Er gebeurt veel, maar ik snap niks van wat ik hier doe. Ik voel me totaal onthecht van mijn lijf en van waar ik me bevind. Ik voel niks. Alsof alleen mijn gedachten hier slechts rondzweven en mijn lichaam ergens levenloos achtergelaten ligt. Of droom ik? Dat kan ook.
Lees ook: Anna Karolina #192: Mes in de rug
'Is dit een droom?'
Ik fluister de woorden en kijk omhoog. Een vrouwelijk gezicht hangt boven mij, maar kijkt mij niet aan. Ze is druk bezig met schreeuwen naar iemand anders en gebaart lomp. Wie is deze vrouw. Ik probeer mijn hoofd de kant op te bewegen waarnaar ze kijkt, maar niks werkt mee. Ik zit vast.
'Wie ben jij?'
Nu kijkt ze me zorgelijk aan en schudt haar hoofd. En dan niks, helemaal niks. Leegte, duisternis en een kalme stilte.
Een week later
Langzaam bewegen mijn vingers over een zachte stof, en het voelt alsof ik voor het eerst gevoel heb in mijn ledematen. Mijn ogen zijn nog gesloten. De stralen van de warme zon die door de ramen schijnt bedekken mijn gezicht. Alsof ik op het strand lig, maar dan anders.
'Anna, Anna ben je wakker?'
Ik herken de stem. Het is Daan. Ik open mijn ogen.
'Daan?'
Ik knipper met mijn ogen om de waas te verdrijven die erover lijkt te hangen. Hij lijkt wel jaren ouder dan ik me herinner en zit in elkaar gedoken naast mijn bed.
'We hebben een ongeluk gehad.'
'Ongeluk? Hoe lang lig ik hier dan al?'
'Een week.'
Ik voel paniek en grijp met mijn handen naar mijn benen. Ik voel ze. Ik beweeg mijn tenen en voel dat alles er nog zit. En dan klem ik mijn handen over mijn buik. Instant weet ik het.
'Het is weg.'
Daan laat zijn gezicht hangen. Ik slaak een kreet en het bloed raast naar mijn hoofd.
'Anna, alsjeblieft. Dit was niet mijn bedoeling. Niks van dit allemaal.'
Flarden schieten door mijn hoofd van wat er nou precies is gebeurd. We zaten in zijn auto. We waren onderweg naar het ziekenhuis. Er was iets met hem. Hij was boos, woedend. Ik vertelde Daan dat ik wilde scheiden. En toen het ongeluk.
'Je reed te hard. Je wilde dit wel. Je hebt mijn kindje vermoord. Je hebt het vermoord!'
Daans ogen worden rood en vochtig. Mijn zwakte laat nog niet toe om rechtop in bed te gaan zitten en ik draai mijn hoofd van hem weg.
'Ga weg Daan. Had ik je maar nooit ontmoet.'
'Je weet niet wat je zegt Anna. Alsjeblieft, zeg dit niet.'
'Ik meen het.'
'Anna, verdomme, niet nu, niet zo.'
Ik draai woest mijn hoofd om en mijn ogen spuwen haat. Maar dan, dan zie ik de stalen wielen, en zijn ineengedoken borst. Ik pak het kastje dat naast mijn rechterhand ligt en druk op de knop. Mijn rugleuning veert langzaam omhoog en centimeter voor centimeter zie ik het gekrompen lijf van Daan.
'Daan, wat is er met je benen? Waarom zit je in een rolstoel?'
Hij bijt op zijn lip en een grote traan biggelt over zijn wang.
Mijn hart verkrampt. Ook al voel ik ontiegelijke boosheid, ik heb nooit gewild dat Daan iets zou overkomen.
Lees ook: Anna Karolina #191: Tegen mijn zin in
'Komt het nog wel goed, Daan?'
'Weten ze nog niet.'
'Maar, maar dat is goed toch? Dat geeft hoop.'
Hij knikt lichtjes en veegt de traan van zijn wang.
'Waarom reed je dan ook zo snel? Waarom?'
'Anna, je mag niet weggaan. Je moet bij mij blijven. Laat me alsjeblieft niet allen. Niet nu. Ik ben je man, ik heb je nodig.'
Wordt vervolgd.
Lees hier meer van Anna Karolina.