Baby aan boord #48: Babytaal
Marloes is nu 11 maanden moeder van Kiki. Mama zijn blijkt fantastisch, doodeng, zwaar, hilarisch en vol met plottwists. Voor &C schrijft ze over haar leven als moeder. Vandaag over wat wat het met je doet als je de hele dag tegen een baby praat.
Kiki brabbelt als een malle. Hele gesprekken heeft ze met zichzelf. Af en toe denk ik er een woord in te herkennen, maar dat is dan zo’n vaag woord dat ik eigenlijk wel zeker weet dat dat het niet kan zijn. Ik bedoel, wiens eerste woord is nou ‘agua’ (water op z'n Spaans). Maar ik zweer het je, ze zei het.
Lees ook: Baby aan boord #47: Genderkwesties
Naast agua blijft het over het algemeen bij gebrabbel en ik merk dat dat zo zijn effecten heeft op mij, want als je de hele dag wordt aangesproken in harde gilletjes en ‘gaga’, dan ga je vanzelf meedoen. Zou zeg ik niet op alles ‘aaaaaah’ of ‘goegoe’, maar er is wel degelijk een babytaal die ik en mijn man met Kiki spreken. Ongewild, want het is gênant en vast ook geen aanrader voor de spraakontwikkeling van Kiki, maar ik kan er niets aan doen. Het is net als accenten. Die neem je ook automatisch over als je er maar lang genoeg door omringd wordt.
Iedere dag sta ik op met goede intenties. Ik neem mezelf voor om vandaag écht als een normale volwassene tegen Kiki te praten. Vóór tien uur val ik meestal al door de mand en praat ik met een hoge toon en een dosis enthousiasme waar zelfs Juf Roos jaloers op zou zijn:
‘Wat een mooie bal, zeg. Mama vindt ballen heeeeeeeeel leuk.’
Terwijl ik heftig knik om mijn opmerking kracht bij te zetten. Dat Kiki wel echt begrijpt dat ik ballen leuk vind.
Dat zijn van die momenten dat ik mezelf even achter de oren krab en denk: wat zeg ik nu precies allemaal? En hoezo ben ik niet 'ik' en praat ik over mezelf in de derde persoon? Waarschijnlijk komt het voort uit de stille wens dat Kiki, in mijn geval, als eerste mama gaat zeggen. Mijn man doet het namelijk ook. Voordat je vreest voor onze geestelijke gesteldheid: we doen dat alleen als Kiki erbij is. Joh, dat zou wat zijn. Samen op datenight:
‘Kan papa voor mama de mayonaise doorgeven?’
Lees ook: Baby aan boord #46: De Franse kinderopvang
Naast al deze bij-effecten, merk ik ook dat ik creatief word van al dat gebrabbel om mij heen. Wat moet je anders? Ik noem dit ‘babymeligheid’. Daar komen best geinige dingen uit voort, al zeg ik het zelf. Zo heb ik een lunchliedje. Ik smeer namelijk niet snel genoeg volgens hangry Kiki en wat dan helpt is zingen. Op een gegeven moment ben je wel klaar met beren die broodjes smeren, dus ben ik zelf gaan componeren. De volgende zing ik altijd op de melodie van de Vlieger van Hazes:
‘Ik heb hier een boterham voor Kikiiiiiiiii.
Die daar in de kinderstoel ziiiiiiiit.
Deze boterham besmeer ik met [variatie mogelijk].
Hoop dat zij hem lekker vindt, zij in die stoooooooeeeeeel.'
Mijn publiek reageert altijd hetzelfde: janken, lachen of toch weer ‘goegoe-gaga’. En dan ga ik ook gewoon weer verder met waar ik bij het opstaan al mee begonnen was: ‘Oeeeeeee, wat een lekker boterhammetje zeg! Hmmmm! Er zit mango op. Wat een mooie kleur heeft mango, hè. Mama houdt heeeeeeeel erg van geel. En jij?’
Juist. You can run, maar you can’t hide voor babytaal.
Lees hier meer van Marloes Berghege.