Carmen: 'Het lijkt me ergens ook wel 'fijn' om niet oud te worden'
Carmen Felix (32) woont in Amsterdam, is schrijver en verslaafd aan Twitter. Ze schrijft elke maand een column voor &C.
Mijn ene opa stierf op z’n 42e. M’n andere opa toen hij 56 was. Ik heb ze beiden helaas nooit gekend. Iets waar ik best wel van baal, aangezien het volgens mij heel leuke mannen waren, als ik m’n vader en moeder mag geloven. Het ding dat de vaders van mijn ouders altijd wezenlijk maakte voor mij, is een heel luguber ding: ik heb door hun veel te vroege dood eigenlijk gewoon een beetje geaccepteerd dat ik zelf waarschijnlijk ook niet heel oud ga worden. Het zal wel in de familie zitten, denk ik dan.
Lees ook: Carmen: 'Ik ben niet van dat eeuwige gelul over hoe ik flippo's mis'
Natuurlijk, de levensverwachting van ons mensenkinderen is de afgelopen jaren enorm omhooggeschoten en natuurlijk mag ik hopen dat mijn ouders minstens honderdtwintig worden, maar toch: die twee veel te jong overleden opa’s hangen al m’n hele leven boven me als het zwaard van Damocles. Aan de andere kant lijkt het me ergens ook wel ‘fijn’ om niet oud te worden. Toen mijn oma jaren geleden overleed, zei ik tegen m’n zus, in de auto onderweg naar oma’s crematie: ‘Ik hoop dat ik als eerste doodga, zodat ik jullie nooit hoef te verliezen.’ Noem me een aanstellerige dramaqueen met een neusje voor misère, maar ik meende het wel.
Als het op ouder worden aankomt, lijkt niks me zo verschrikkelijk als al die doden in je omgeving maar te moeten verwerken. Eerst opa en oma, dan misschien een oom of tante, dan je ouders, dan je broer of zus, je vrienden, iedereen die je kent. Het lijkt me ergens zelfs verschrikkelijk en emotioneel uitputtend om de tachtig aan te tikken. Je lijf werkt niet meer mee, je weet niet zeker of het nou je thuiszorg of je dochter is die tegen je aan loopt te kakelen terwijl ze je navel aan het schrobben is, niemand komt je ooit nog opzoeken in je muffe aanleunwoning, en de enige sociale events die je hebt, zijn de uitvaarten van al je vriendinnen die bij bosjes neervallen.
Ik zou het misschien helemaal niet zo erg vinden om de tachtig niet te halen. Mits ik in m’n tijd hier op deze aardbol wel het meeste heb gedaan van wat ik nou eigenlijk allemaal wilde doen. Als dat betekent dat ik iets vaker m’n Netflix-account moet laten voor wat het is en m’n spaarrekening af en toe een aderlating moet geven zodat ik weer een stukje van de wereld kan zien dat ik nog niet kende: so be it. Liever dat dan me uit de naad werken, thuiskomen, eten koken, tv kijken, slapen en weer opstaan om me weer uit de naad te werken. Wie zegt dat we tachtig jaar nodig hebben als je alle fun van een mensenleven ook in zestig jaar kunt proppen?
Lees ook: Carmen: 'Waarom is de gezonde gulden middenweg zo moeilijk?'
Mijn vriend is negen jaar ouder en ik maak tegen hem heel vaak grappen over hoe hij later mijn volwassenenpampers mag verschonen en hoe hij waarschijnlijk nog genoeg tijd gaat hebben om een lekker jong tweede bruidje te zoeken na mijn veel te vroege dood. Hij komt tenslotte uit een familie waarin iedereen vanzelfsprekend nog fier door het leven stapt op hoge leeftijd. Het geeft me wel goede hoop voor ons eigen kroost. Hij en mijn toekomstige baby slash mantelzorger zijn tenslotte een heel goede reden om toch te proberen om tachtig te worden. Maar als het alsnog niet lukt, laat me dan in elk geval voldaan sterven.
Deze column stond in &C 04, 2019. Lees de laatste column van Carmen in de nieuwste &C (Overschat, die grote stad) die nu in de winkel ligt. Hier vind je meer columns van Carmen Felix.