Ons huis is 'heerlijk karakteristiek', in normalemensentaal: ouwe zooi
Carmen Felix (35) is freelancejournalist, fervent twitteraar en schreef het boek Je kunt het ook nooit goed doen. Ze is onlangs moeder geworden van dochter Vesper. Elke maand schrijft ze een column voor &C Magazine. Deze keer over haar 'karakteristieke' huis en hoe ze die schoon houdt. Tenminste, hoe ze dat probeert.
Ik hou niet van schoonmaken, maar ik hou wel van een schoon huis. En van opruimen. Ik hou van spulletjes op z'n plek leggen. Soms is het rommelig in de woonkamer en zet ik de timer op vijf minuten om zoveel mogelijk op te ruimen. Dat geeft me zo veel voldoening dat het bijna triest voelt. De dingen die een netjes opgevouwen fleecedeken en een gesorteerde fruitmand met me doen: mindfulnesscoaches zijn stikjaloers! Maar het is allemaal afleiding van het echte probleem: ik ben niet zo schoon. Ik ben niet zo'n vrouw die stoft en swiffert. Die afkeer jegens grondig schoonmaken komt echt door het huis waar ik in woon. Ja, je leest het goed: ik geef een stel bakstenen de schuld van m'n eigen tekortkomingen. Doe ik gewoon.
Lees ook: Het moet beter voor wie niet rijk, wit en in bezit van een pik is
Ga je met een in een witte handschoen gehulde vinger langs de plinten, de bovenkant van m'n kledingkast of het randje boven de badkamerdeur, komt-ie geheid fluffy en grijs terug. Ik woon namelijk in zo'n oud, ietwat gammel huis in Amsterdam dat door vervelende makelaars op loafers (zonder sokken) 'heerlijk karakteristiek' zou worden genoemd. In normalemensentaal is dat natuurlijk: ouwe zooi, veel stof, enkel glas, onafgewerkte muren, scheuren in het plafond en houtwerk dat toe is aan een lekkere lik lak. Maar ja, net zoals ik niet van het grondige schoonmaken ben, ben ik al helemaal niet van het grondige klussen. Dus hebben we een beetje een houtje-touwtjehuis.
Om de week komt een schoonmaakhulp ons huis iets minder stoffig, harig en viezig maken dan normaal. En af en toe gaat er iets kapot en belt deze columnist met twee linkerhanden een klusjesman die het dan weer maakt. Dat voelt soms een beetje suf, als je je stuk staart op de luxe, strakgetrokken, hypermoderne huizen waar veel Nederlanders tegenwoordig hun levensjaren in slijten. Ik zou ook wel een smetteloze gietvloer en muren zonder reliëf willen. Een huis waar niet bij elke deur die open of dicht gaat weer een stofwolk zonder bestemming voorbij komt dwarrelen. Ramen zonder slordige kitranden, plafonds zonder verfbarsten, keukendeurtjes die niet scheef hangen.
Lees ook: Mijn zoon is acht jaar en mag één uur per dag gamen
Mijn vriend en ik leven al een paar jaar in limbo: tevreden met ons schots en scheve houtje-touwtjehuis, in één van de mooiste buurtjes van de stad, maar ook ontevreden over hoe het huis erbij ligt, dromend over die gietvloer, een tuin en minder stof. Want dat is dus wat we doen: we geven ons huis de schuld van de hoeveelheid stof. Houden onszelf voor dat oude huizen nou eenmaal sneller vies worden en meer stof produceren. Ik heb het nog niet in Google durven intikken, bang om erachter te komen dat we gewoon matige schoonmakers zijn – in plaats van de gelukkige bewoners van een 'van zichzelf' stoffig huis. Maar ik geloof erin. Wij zijn hier de slachtoffers! En tot we ooit genoeg verdienen om een strakke nieuwbouwkeet te kopen, hou ik met heel mijn hart van dit stofnest.
Deze column staat in het meinummer van &C 'Kneiterfris het voorjaar in', dat nu in de winkels ligt en hier te bestellen is.