Column: Klaplong
Cesar Majorana is een bad bitch met een angst voor het universum. Hij presenteert tv-programma's en schrijft voor &C over typische millennials issues. Deze week vertelt hij dat we onze vrienden wat vaker moeten vragen hoe het écht met ze gaat.
Je hebt vrienden die je overdag ziet − laten we zeggen rond Nickelodeon-zendtijd − en vrienden die je ‘s nachts ziet: late night, zoals Humberto Tan. Ik werd deze week om elf uur ‘s avonds nog gebeld, of ik zin had om iets te gaan drinken. Ik zei meteen ja, stapte uit bed en ging op weg naar het huis van een vriendin.
Lees ook: Column: De slimme excuses die ik gebruik voor dure aankopen
Ze had haar tuin aangeharkt, boompjes geplant én zelfs een hangmat gekocht. Die laatste was rond dit tijdstip alweer opgevouwen. Er was een kat in haar leven gekomen. De kat leek een beetje op een bekende Duitse dictator, maar ik durfde niks te zeggen. Ik was blij dat ik er was. Blij dat zij er was.
Het was een half jaar geleden dat ik deze vriendin zag. Ze was iets vrouwelijker geworden, of misschien gewoon wat ouder. Haar kapsel was nog hetzelfde als vorige zomer, toen we besloten bij alle cafés in de straat wodkashots te gaan drinken. We vielen vijf kroegen later om van de drank. We waren twee wilde kinderen, die iets onder tafel moesten drinken: elkaar, in ieder geval. We waren het soort vrienden waar ze sitcoms over maken, mét flauwe lachband voor mijn slechte woordgrappen (ik had een keer haar tosti’s fantostisch genoemd).
Dat was allemaal totdat ik minder van haar begon te horen, omdat ze aan een muziekalbum ging werken. Ik belde haar minder als ik ergens mee zat. Zij belde mij niet meer. Onze vriendschap lag even bij het oud brood. Tot deze week. Toen ik vroeg hoe het zat.
Met haar leven ging het goed. Of beter dan eerst, zoals ze het zelf zei. Er was wel het een en ander gebeurd. Ze noemde het een ‘suïcidale periode’, waarin ze zichzelf opsloot en dagenlang niet meer wilde leven. Ze vertelde dat ze zelfs bang was voor de touwtjes aan haar Luxaflex. Depressie had van haar een hoopje verdriet gemaakt.
Zo kan het gaan met mensen. De ene dag willen ze de stad met je door rennen, de volgende dag durven ze de slaapkamer niet meer uit.
Depressie is op veel manieren als een klaplong: de druk in je borstkas voert op tot je stikt. Mensen met een klaplong hebben de lucht niet om je te bellen. Toch baal ik, dat ik zelf niet heb gezien hoe ze naar adem zocht, al die tijd.
Ze had mij er niets over verteld, want ze had er niemand over verteld. Ze kon niets meer in die periode. Behalve paniekerig haar nek uit de buurt van de Luxaflextouwtjes houden. In therapie − de chirurgie voor je mentale klaplong − leerde ze dat het belangrijk is om jezelf te belonen. Vandaar de nieuwe plantjes en de hangmat.
‘Je nieuwe kat lijkt op Hitler,’ zeg ik.
‘Dieren mogen ook imperfect zijn,’ zegt ze.
We lachen.
We moeten onze vrienden wat vaker vragen hoe het gaat. Als ze dan ‘goed’ zeggen, moeten we doorvragen. Goed luisteren of ze wel lucht binnenkrijgen. Want voor alle vrienden die ‘lekker pik’ zeggen als je vraagt hoe het gaat, is er één die ‘ja, prima’ zegt, maar eigenlijk van binnen stikt.
Lees hier meer columns van Cesar Majorana