De Samenwoonmonologen #16: Strijken
Wendy woont sinds kort samen met haar vriend. En dat levert verhalen op. In De Samenwoonmonologen deelt ze elke week de meest frustrerende (en vooruit: soms ook de gezellige) aspecten van het samenwonen. Want zo’n vent in huis: het is effe wennen. Deze keer: strijken.
Je moet weten dat ik een hekel aan strijken heb. Je moet weten dat mijn vriend óók een hekel aan strijken heeft. Maar toen hij bij mij kwam wonen, nam hij een supersonisch strijkijzer mee. Zo eentje met een reservoir, lampjes, superstoom en iets met een scheikundig proces waardoor je kleren nóg beter gestreken worden. Het enige wat je moet doen, is ’m bovenop een kledingstuk zetten en er zachtjes tegenaan duwen. Tenminste: dat deed mijn vriend me geloven.
Zonder er ook maar een seconde over na te denken, bracht ik mijn eigen strijkijzer naar zo’n punt waar je oude elektrische apparaten kunt inleveren. Mijn strijkijzer was er per slot van eentje uit de oudheid vergeleken met dat van hem: je hoefde er nog net geen kooltjes in te doen. Je kon de stekker in het stopcontact pluggen en dan voor standje één, twee of drie kiezen – maar dat was het dan ook wel. Als het nodig was, maakte ik mijn kledingstukken vochtig met een plantenspuit. Het voelde fantastisch dat ik mijn jurkjes nu semiprofessioneel kon ontkreuken met een heuse stoomgenerator.
Misschien zou ik strijken zelfs wel leuk gaan vinden!
Lees ook: De Samenwoonmonologen #15: Toiletgebruik
Ik kan je vertellen: zelden ben ik zo teleurgesteld geweest in een elektrisch apparaat. Of in mijn vriend. Dat extravagante strijkijzer verlangde namelijk niet alleen spierballen om het überhaupt uit de kast te kunnen tillen, maar ruïneerde ook nog eens mijn kleding. Het was alles wat ik er niet van had verwacht: een totále deceptie. En aangezien het strijkijzer met zo veel bombarie door mijn vriend gepresenteerd was als life changing, vond ik het volkomen terecht mijn frustraties op hem te richten.
Waar het misging? Mijn vriend gebruikt blijkbaar regelmatig de ingewikkelde scheikundige procedure om zijn overhemden zo glad mogelijk te strijken. En daardoor ontstaan er ranzige viezigheden in de gaatjes onderop het strijkijzer. Die viezigheden presteerden het om los te komen op het moment dat ik zijn strijkijzer op een heel delicaat roze jurkje positioneerde, dat ik met dit ge-wel-di-ge strijkijzer natuurlijk eenvoudig moest kunnen strijken. Gevolg? Vlekken, vegen, rampspoed. En: ruzie natuurlijk. Wat was dit voor kutstrijkijzer?
Lees ook: De Samenwoonmonologen #14: De afstandsbediening
Er zat maar één ding op: ik moest onmiddellijk op zoek naar een nieuw strijkijzer. Een supersimpele – zo eentje uit de oudheid met maar drie standen, waar je nog net geen kooltjes in hoeft te doen. Dat bleek behoorlijk ingewikkeld, want tegenwoordig zijn blijkbaar alle strijkijzers megasupersonisch. Maar het is me gelukt om er eentje te vinden. Voor dertig euro. Niks waterreservoir met stoomfunctie: gewoon weer een plantenspuit in de buurt houden tijdens het strijken. Ik ga er nooit van m’n leven meer afstand van doen.
Mijn vriend verklaart me voor gek. Hij is ervan overtuigd dat het allemaal niets met zijn strijkijzer te maken heeft, maar met mijn gebrek aan strijktalent. Ik weet wel beter: zijn scheikundige wonderkind heeft gewoon een hekel aan alles wat niet een doorsnee mannenoverhemd is. We strijken nu dus allebei onze eigen was. En als hij me vraagt of ik ‘eventjes’ tussendoor een overhemd voor hem wil strijken, krijgt hij fijntjes een straal water uit de plantenspuit in z’n gezicht.
Meer Samenwoonmonologen lezen? Dat kan hier.