De Samenwoonmonologen #13: Geef me aandacht
Wendy woont sinds kort samen met haar vriend. En dat levert verhalen op. In De Samenwoonmonologen deelt ze elke week de meest frustrerende (en vooruit: soms ook de gezellige) aspecten van het samenwonen. Want zo’n vent in huis: het is effe wennen. Deze keer: om aandacht vragen.
Mijn vriend is supergoed in samenwonen. Sterker nog: hij is er zó goed in, dat ik me af en toe afvraag of hij wel doorheeft dat we samenwonen. Vanaf dag één doet hij alsof het nooit anders is geweest en alsof hij hier altijd heeft gewoond. Hij lijkt het hartstikke vanzelfsprekend te vinden dat we ons na werktijd en in de weekenden samen in hetzelfde huis bevinden. En hij vindt het dan ook de normaalste zaak van de wereld om gewoon lekker z’n eigen ding te doen.
Dus zit hij regelmatig op de bank een boekje te lezen en mij straal te negeren. Gaat hij naar bed wanneer hij slaap heeft, ongeacht of ik al moe ben. Negeert hij me volkomen als ik door het huis heen loop te stampen omdat ik niet weet wat ik aan moet. En gaat hij sporten wanneer hij er zin in heeft – dus óók op zondagochtend als ik juist samen wil ontbijten. Je zou kunnen zeggen dat hij zich erg op z’n gemak voelt in deze nieuwe samenlevingsconstructie. Je zou ook kunnen zeggen dat hij me te weinig aandacht geeft.
Voor die laatste interpretatie kies ik meestal.
Lees ook: De Samenwoonmonologen #12: De stofzuiger
Ik vind namelijk niets zo leuk als de volle aandacht van mijn vriend krijgen. Ik kan er geen genoeg van krijgen. Dat kan je veeleisend noemen, maar ik kan je vertellen: als jij van een simpele kus op je wang van je lief net zulke fijne kriebels in je buik krijgt als ik van de mijne, zou je óók de hele dag om zijn aandacht bedelen. Ik vind het gewoon prettig als hij de onverdeelde affectie toont waar ik recht op meen te hebben. Zo ben ik nou eenmaal. Het is niet anders.
Bovendien: het is toch ook hartstikke feestelijk dat we samenwonen? Waarom zouden we doen alsof dat niet zo is? Waarom zouden we negeren hoe bijzonder prettig het is dat we elkaar zó leuk vinden dat we zestig vierkante meter met elkaar willen delen? Het liefst zou ik elke dag als ik thuiskom en hem weer zie een fles champagne uit de kast trekken om te vieren dat we niet meer zo’n takkeneind hoeven te fietsen om elkaar te zien – ware het niet dat flessen champagne daar te duur voor zijn.
Lees ook: De Samenwoonmonologen #11: Lepeltje-lepeltje
Dus wat doe ik dan wel? Ik gedraag me als een soort irritante puppy die niet rustig in haar mand wil gaan liggen, maar de hele tijd met een kwispelende staart en grote puppyogen weigert genegeerd te worden. ‘Welk boek lees je?’ ‘Zullen we een ijsje gaan halen?’ ‘Wat doen we dit weekend?’ ‘Mag ik deze grijze haar uit je baard trekken?’ ‘Zullen we zo’n apparaat kopen om suikerspinnen mee te maken?’ ‘Zou een zeepaardje eigenlijk ook kunnen hinniken?’ ‘HALLO IK BEN HIER LIEVERD!’ (Ik word ook weleens gek van mezelf hoor…)
Mijn vriend gaat gelukkig bijzonder goed om met mijn continue aandachtsbehoefte. En hoewel ik weet dat mannen niet kunnen multitasken, geeft hij me oprecht het gevoel dat hij naar me luistert als ik mijn verhaal vertel terwijl hij ook naar de Tour de France kijkt. En als ik hem even vertwijfeld aankijk, geeft hij me een aai over m’n bol, een kus op m’n snuit, en ben ik weer even verzadigd. Ik denk dat hij een ontzettend goede hondentrainer zou zijn. Hé, da’s eigenlijk best een goeie…
‘Lief, zullen we een puppy nemen?!?’
Meer Samenwoonmonologen lees je hier.