De Samenwoonmonologen #15: Toiletgebruik
Wendy woont sinds kort samen met haar vriend. En dat levert verhalen op. In De Samenwoonmonologen deelt ze elke week de meest frustrerende (en vooruit: soms ook de gezellige) aspecten van het samenwonen. Want zo’n vent in huis: het is effe wennen. Deze keer: toiletgebruik.
Het liefst zou ik in een wereld wonen waarin ik nooit met vieze geuren geconfronteerd word. Helaas is dat alleen haalbaar als ik met een knijper op mijn neus door het leven zou gaan. Van de sigarettenrook die de vrouw die vlak voor fietst me nonchalant uitblaast tot de zweetlucht van de jongen die naast me staat te hupsen in m’n sportklasje – ik ga er nogal slecht op.
Het liefst zou ik dan ook in een huis wonen met meerdere toiletten. Zo is er altijd één toilet beschikbaar waarvan je zeker weet: daar ruikt het naar de geurstokjes die ik er heb neergezet. En dus niet: naar geurstokjes die met man en macht maar tevergeefs probéren het naar geurstokjes te laten ruiken.
Ja, dit verhaal gaat over poep.
Lees ook: De Samenwoonmonologen #14: De afstandsbediening
We doen allemaal alsof we rozenblaadjes schijten, maar feit is: poep stinkt. Nog een feit: we kakken allemaal. En nóg een feit (hierna houd ik op hoor, dit is per slot van rekening geen encyclopedie hier): als je met iemand samenwoont, dan word je geconfronteerd met elkaars spijsverteringssysteem. Helemaal in een huis met maar één toilet.
Ik heb daar moeite mee.
Je denkt natuurlijk dat ik nu mijn vriend onder de bus ga gooien. Maar nee: ik laat hier even in het midden hoeveel effort hij doet om mijn neus te ontzien. Ik ga het allemaal vooral even lekker op mezelf betrekken. Ik wil namelijk niet dat híj naar het toilet gaat en daar met míjn spijsverteringssysteem geconfronteerd wordt. Ik probeer te voorkomen dat hij over mij denkt zoals ik over die rokende vrouw of zwetende man. ‘Gat-ver-dam-me.’
Lees ook: De Samenwoonmonologen #13: Geef me aandacht
Ik doe er daarom alles aan om de illusie in stand te houden dat mijn darmen niets of hooguit Rituals-achtige geuren produceren. Soms is dat ingewikkeld, want als je moet dan moet je. Dan kun je niets meer doen dan niet te hard plonzen, controleren of het fysieke bewijs voor honderdduizend procent doorgespoeld is, en daarna je geurstokjes aanmoedigen. (Of met zo’n spray spuiten waar je misselijk van wordt.) En hopen dat hij voorlopig uit de buurt van het toilet blijft.
Misschien maak ik het groter dan het is. Maar zo ben ik nou eenmaal. Ik vind het al irritant dat de kattenbak soms stinkt, en wil niet de veroorzaker zijn van nog meer geurtechnisch leed in huis. En eigenlijk wil ik liever ook niet dat hij dat doet. Het doel is om ooit te verhuizen naar een huis met twee toiletten. Misschien dat ik dan wat meer, ehh… schijt heb.
Meer Samenwoonmonologen lezen? Dat kan hier.