De Samenwoonmonologen #32: Lengte doet er wel toe
Wendy woont sinds kort samen met haar vriend. En dat levert verhalen op. In De Samenwoonmonologen deelt ze elke week de meest frustrerende (en vooruit: soms ook de gezellige) aspecten van het samenwonen. Want zo’n vent in huis: het is effe wennen. Deze keer: lengteverschil.
Toen ik mijn vriend leerde kennen was ik in de wolken over het feit dat dat hij vijfentwintig centimeter langer is dan ik. Dat betekende dat ik gewoon mijn allerhoogste hakken kon aantrekken, en dan nog steeds niet boven hem zou uittorenen. Niks mis met vrouwen die langer zijn dan hun vent hoor – zeker niet. Maar ik vind het gewoon een fijn perspectief: lekker tegen hem opkijken.
Nu we inmiddels een tijdje samenwonen denk ik er anders over. En dat heeft een logistieke oorzaak. Want waar we ons hiervoor vooral onafhankelijk van elkaar voortbewogen – ik ging naar hem toe of hij kwam naar mij – gaan we nu vaak als tweetal van A naar B. En ik had me niet gerealiseerd dat jezelf verplaatsen met iemand die vijfentwintig centimeter extra op je heeft, een ware exercitie is.
Lees ook: De Samenwoonmonologen #31: Computerverslaving
Op zaterdag lopen we bijvoorbeeld weleens samen een rondje door de wijk waar we wonen. Even langs de supermarkt, koffie drinken, krantje kopen, bloemen halen – helemaal zoals ik ooit bedacht had dat het volwassen leven eruit zou moeten zien. Alleen: zijn benen zijn dus substantieel langer dan de mijne. Je hebt vast weleens zo’n kleuter strompelend naast een overhaaste vader of moeder zien lopen? Zo voel ik me ook een beetje aan de hand van mijn lief.
Hij gaat harder. Véél harder. Twee stappen van hem zijn er drie voor mij. Natuurlijk zeg ik regelmatig dat hij langzamer moet lopen. Maar dan doet-ie dat een halve straat en voert-ie het tempo daarna gewoon weer op. ‘Ja, maar je loopt zo langzaam,’ krijg ik dan naar m’n hoofd geslingerd. Nee vriend, jouw benen komen tot aan mijn oksels – dát is het probleem.
Voor straf laat ik dan z’n hand los.
Doet ’m niks.
Lees ook: De Samenwoonmonologen #30: Scheetjes laten
Er zijn ook momenten waarop het echt niet leuk meer is. Die momenten zijn altijd op de fiets, want blijkbaar kan je met langere benen ook veel sneller fietsen. En ik héb al een hekel aan fietsen, laat staan als ik er vaart achter moet zetten. Zodra ik dat welbekende straaltje zweet over m’n rug voel lopen, ben ik er klaar mee. Dan word ik kwaad op hem. (Eigenlijk op mezelf natuurlijk, maar dat hoeft hij niet te weten.)
‘En nou ga je *scheldwoord* normaal fietsen!’ Met een beetje mazzel geeft-ie me dan een duwtje in de rug. (Wat ook weer vervelend is, want dan belandt dat straaltje zweet in m’n kleding.) Met een beetje pech lacht-ie me uit en fietst-ie vrolijk verder bij me vandaan. Eenmaal op de plaats van bestemming praat ik dan sowieso minstens een kwartier niet met ’m. Omdat ik kwaad ben natuurlijk. En vooruit: ook omdat ik kapot ben na een kwartiertje fietsen.
Vijfentwintig centimeter levert je denk ik niet alleen langere benen op. Volgens mij krijg je er ook substantieel betere longen bij cadeau.
Meer Samenwoonmonologen lezen? Dat kan hier.