De Samenwoonmonologen #33: Het licht uit
Wendy woont sinds kort samen met haar vriend. En dat levert verhalen op. In De Samenwoonmonologen deelt ze elke week de meest frustrerende (en vooruit: soms ook de gezellige) aspecten van het samenwonen. Want zo’n vent in huis: het is effe wennen. Deze keer: als het licht uit moet. Of aan.
Mijn vriend heeft slechte ogen. Dat had ik in eerste instantie niet door toen we elkaar net leerden kennen, want hij droeg altijd lenzen, en zó opmerkzaam ben ik blijkbaar ook weer niet. Maar ineens had hij een keer een bril op. Toen biechtte hij op: slechte ogen, enorme sterkte, hopeloos verloren als hij in een tornado zou belanden, z’n bril kwijt zou raken en daarna de weg naar huis zou moeten vinden. (Dat laatste is mijn eigen interpretatie.)
Kortom: zolang er geen tornado uit zou breken terwijl hij z’n bril op had, voorzag ik geen problemen. Die bril stond ‘m nog goed ook – helemaal passend bij z’n ‘look’. (Ook dit is mijn eigen interpretatie, hij heeft zelf geen idee wat z’n ‘look’ is.) Maar sinds we samenwonen, moet ik constateren dat die slechte ogen niet alleen in tornado’s problemen kunnen opleveren. Dat kunnen ze ook gewoon in de woonkamer.
Lees ook: De Samenwoonmonologen #32: Lengte doet er wel toe
Mijn vriend doet namelijk altijd álle lampen in huis aan. Als ik thuiskom als hij er al is en de kamer in loop, kun je er donder op zeggen dat in de keuken zowel de plafondlamp, het lampje van de afzuigkap, als de verlichting onder de kastjes aan is, evenals de twee lampen aan het plafond in de woonkamer, de lamp boven de bank, de lamp naast de kattenmand (zodat we de kat kunnen zien, daar zie ik het belang van in) en de lamp boven de eettafel.
Een fokking tv-studio is er niets bij.
Ik denk dus dat het aan zijn ogen ligt. Dat hij zonder al dat licht niks kan zien – zelfs niet met zijn bril op of lenzen in. Het is natuurlijk aan mij om begripvol te zijn – de lieverd kan het ook niet helpen dat een van zijn organen niet optimaal functioneert. Maar holy fuck: ik word bijna verblind in m’n eigen huis. En voor een gezellige sfeer in huis heb je wat mij betreft juist weinig licht nodig, dus daar hebben we strijd over.
Verlichtingsstrijd.
Lees ook: De Samenwoonmonologen #31: Computerverslaving
‘Is het echt nodig dat al die lampen aan zijn?’
‘Anders zie ik niks.’
‘Maar als je in de keuken bezig bent, hoeven de plafondlampen in de woonkamer toch niet aan?’
‘Jawel.’
Daarna doe ik die lampen dus uit, botst hij ergens tegenaan, en heb ik het gedaan omdat hij niks kan zien. Het is ingewikkeld.
Maar goed, ik neem het voor lief, die slechte ogen en al dat licht. En ik gebruik kaarsjes ter compensatie: wel verlichting, maar toch gezelligheid. Bovendien ben ik me er ook van bewust wat een voordelen die slechte ogen met zich meebrengen. Als hij ’s avonds al in bed ligt zonder bril op of lenzen in, maar mét het licht aan, kan ik rustig op m’n alleroncharmants de kamer inlopen (opgezette buik, vlekkerige huid, putten in m’n billen). Ziet-ie namelijk toch niet.
Meer Samenwoonmonologen lezen? Dat kan hier.