De Samenwoonmonologen #29: Pakketjes verstoppen
Wendy woont sinds kort samen met haar vriend. En dat levert verhalen op. In De Samenwoonmonologen deelt ze elke week de meest frustrerende (en vooruit: soms ook de gezellige) aspecten van het samenwonen. Want zo’n vent in huis: het is effe wennen. Deze keer: als je zo vaak iets bestelt dat je je pakketjes voor hem moet verstoppen.
Ik geef het maar meteen toe: ik heb een hardnekkige shopverslaving. Ruim twintig jaar geleden manifesteerde zich dat al in de CoolCat, maar ik heb me in de loop der jaren behoorlijk ontwikkeld. (Of mijn smaak meegegroeid is, laat ik even in het midden.) Tegenwoordig heb ik alleen geen fysieke kledingrekken of pashokjes meer nodig om dat fijne ‘en nu is-ie van miiiiijjjj’-gevoel te bewerkstelligen. Ik heb de kassamedewerker ingewisseld voor iDeal en het plastic tasje voor een kartonnen doos. En die hoef ik niet eens te sjouwen: dat doet de pakketbezorger gewoon voor me.
Online shoppen = life. Drie keer klikken en je bent vijf jurken rijker. (En onvoorziene doch substantiële percentages van je maandsalaris armer.) In bepaalde periodes loopt het uit de hand: met name tijdens de sale. Dan moet ik een lijstje bijhouden in m’n telefoon voor het overzicht. Wat moet er nog bezorgd worden, wat is er alweer retour, van welk merk krijg ik nog geld terug? Ik denk dat ik op school stukken beter in economie was geweest als ze activa en passiva aan de hand van pakketjes kleding hadden uitgelegd.
Maar goed: online shoppen bestond toen nog niet. Vandaar dat ik geen econoom ben geworden.
Lees ook: De Samenwoonmonologen #28: Borreltijd
Nog niet zo lang geleden stonden er vrijwel altijd wel wat pakketjes op mijn eettafel. Met schoenen waar ik nog even over na wilde denken, jurkjes die op dat moment niet leuk stonden maar misschien de volgende ochtend wel, en de driehonderdduizendste zwarte bh die had gelogen over z’n cupmaat. In het weekend liep ik meestal naar het postkantoor om iets te retourneren. Weer thuis lag er dan vaak een briefje in de brievenbus met het bericht dat er een pakketje bij de buren was afgegeven. Ik stond er verder niet bij stil. Tot mijn vriend bij me kwam wonen.
‘Is dat nou alwéér een pakketje?’
Euh. Ja?
Hij vindt me een schande voor de maatschappij. Ik consumeer me een ongeluk, en waar heb ik al die kleren in he-mels-naam voor nodig? Ik héb toch al kleren?! (Handen omhoog als jouw lief dit onzinnige argument ook iedere keer naar je hoofd smijt als je in een nieuwe outfit door het huis paradeert.) ‘Ja lieverd, ik heb inderdaad al kleren. Maar deze kleren heel toevallig nog niet. Bovendien: míjn geld. Dus: niet jouw probleem.’
Lees ook: De Samenwoonmonologen #27: Geluidsoverlast
Toch word je schuldbewust als er iemand telkens z’n wenkbrauwen fronst als jij weer een pakketje opent. En dat heeft ervoor gezorgd dat ik toch iets beter ben gaan nadenken over mijn bestelgedrag. Het resultaat is een stappenplan. Stap 1: minder bestellen. Stap 2: af en toe op kantoor laten bezorgen. Stap 3: beter timen wanneer ik bestellingen plaats zodat mijn vriend niet degene is die de ‘wij troffen u niet thuis aan’-briefjes vindt. En stap 4 is het allerbelangrijkst: alle pakketjes verstoppen.
Mijn vriend heeft geen idee hoe hard ik die kleding écht nodig heb: ik gebruik al die nieuwe jurkjes om dozen aan het zicht te onttrekken in mijn kledingkast.
Ik houd iedere keer mijn hart vast als we samen thuis zijn en de deurbel gaat. Zou het een pakketje zijn? Wat had ik ook alweer besteld en hoe klets ik me er deze keer weer uit? Op zulke momenten slaak ik een zucht van verlichting als het pakket niet voor mij bestemd blijkt te zijn. En je begrijpt: dan ben ik echt niet zo onaardig om tegen hem te zeggen dat hij ‘toch al kleren heeft?’. Mijn wenkbrauwen trekken alleen wel in een frons die vergelijkbaar is met die van mijn moeder als ik vroeger weer eens thuiskwam met een CoolCat-tasje…
Meer Samenwoonmonologen lezen? Dat kan hier.