De Samenwoonmonologen #11: Lepeltje-lepeltje
Wendy woont sinds kort samen met haar vriend. En dat levert verhalen op. In De Samenwoonmonologen deelt ze elke week de meest frustrerende (en vooruit: soms ook de gezellige) aspecten van het samenwonen. Want zo’n vent in huis: het is effe wennen. Deze keer: een bed delen.
Vroeger leek me niets romantischer dan in de armen van mijn lief in slaap vallen. Ik stelde me een hemelbed voor, zijden lakens, en dat ik me dan tegen hem aan zou vleien en we samen in een diepe slaap zouden wegzakken. Ik keek misschien wat te veel televisie, want inmiddels ben ik erachter dat het concept ‘in elkaars armen wegdromen’ helemaal niet zo idyllisch is. Sterker nog: het is een ramp.
Allereerst: welke positie moet je in hemelsnaam aannemen om enigszins comfortabel verstrengeld in slaap te kunnen vallen? De ervaring leert dat altijd op z’n minst één lichaamsdeel ontevreden is met de situatie: meestal een schouder of een arm. Maar ik heb ook wel eens last van een been dat nergens meer tussen lijkt te passen of van de onnatuurlijke hoek van mijn nek. Waar laat je al die ledematen zonder je bloedtoevoer af te knellen of last te krijgen van steken in gewrichten?
Lees ook: De Samenwoonmonologen #10: De maaltijdbox
Bovendien: twee lichamen die zogenaamd knus tegen elkaar aan liggen onder de dekens, veroorzaken lokaal een subtropisch klimaat waar niemand blij van wordt. Soms een beetje klef zijn met je lief is prima, letterlijk als een zeester aan hem vastgeplakt zitten (liggen) is dat niet. Tussen twee lepels in raakt het als vanzelf oververhit, en niemand heeft ooit een betere nachtrust gehad met dank aan zweetdruppels. Je hebt geil heet en vies warm – en een natte onderrug behoort in slaappositie tot die laatste categorie.
Ook zoiets problematisch: ademhalen terwijl je dicht tegen elkaar aan ligt. Ik snáp op zich dat hij ’s nachts ook behoefte heeft aan zuurstof. Maar waarom lijkt zijn uitademing na middernacht altijd een klein wervelwindje te veroorzaken dat mijn gezicht, nek of hals terroriseert? Ik kom toch nóóit in slaap als ik op de tocht lig? Ik mag natuurlijk niet klagen over iemands eerste levensbehoefte, maar toch…
Kan je jezelf misschien even de andere kant op in leven houden lieverd?
Lees ook: De Samenwoonmonologen #9: Betrapt
En stel nou dat het lukt hè? Dat je geen ledematen hebt die eerder in slaap gevallen zijn dan jij zelf, geen steken voelt, niet oververhit bent geraakt, en niet geteisterd wordt door de ademhaling van de ander. Dat je gewoon écht zoals in de film in elkaars armen in slaap gevallen bent… Nou, dan kan je er donder op zeggen dat een van jullie binnen een half uurtje om wil draaien, en daarmee de ander wreed uit zijn of haar slaap rukt. LEUK HOOR, VERSTRENGELING.
Toen we nog niet samenwoonden was ik best bereid mijn nachtrust op te offeren. Mensen die verliefd zijn hoorden nou eenmaal als om elkaar heen gewikkelde dropveters in bed te liggen, dacht ik. Inmiddels weet ik beter. Nu we elke nacht naast elkaar slapen, doe ik er niet meer aan mee. Ik wil los. Vrijheid. Ruimte. Ik lig helemaal links in bed, bij voorkeur met mijn rug naar hem toe. Dan maar niet romantisch: ik heb die uren slaap hard nodig. Lepeltje-lepeltje wordt chronisch overschat.
Meer Samenwoonmonologen lezen? Dat kan hier.