Tim den Besten: 'Maar weinig mensen hebben aanleg voor wachten'
Programmamaker Tim den Besten (31) is een Rotterdammer in Amsterdam met een fascinatie voor quinoakutten en Yolanthe. Hij maakte onder andere het programma Super Stream Me, schreef het boek Zou er wifi in de hemel zijn? en produceert elke maand een column voor &C.
Laat ik maar meteen met de deur in huis vallen: wachten is niet mijn sterkste kant. Ik háát wachten. Ik moest het gisteravond wel een kwartier lang op de metro, terwijl ook de batterij van mijn telefoon leeg was. Ik had dus niets anders te doen dan wachten. Het was heel heftig. Wachten is verschrikkelijk saai en het duurt meestal veel te lang. Het is ook vrij nutteloos en het zit altijd precies voor de gebeurtenis waarop je aan het wachten bent. In het woordenboek staat niet voor niets: ‘Wachten is blijven waar je bent of niets doen tot er iets gebeurt.’
Lees ook: Tim den Besten: 'Dertig worden werkt als een soort filter'
Er zijn volgens mij maar weinig mensen die er aanleg voor hebben, behalve van die mensen die altijd en overal maar geduld voor hebben. Van die mensen die gelukzalig ‘even snel wat mediteren’ bij een rood stoplicht in plaats van wat normale mensen dan doen: jezelf opvreten en het stoplicht uitschelden en huilend en tierend aan het stoplicht vragen waarom ze nou altijd juist bij jou op rood gaan. Terwijl je aan het wachten bent, bedenk je dat alle stoplichten het op jou gemunt hebben en stiekem samen afspraken hebben gemaakt om jouw leven te verpesten. Je bent er absoluut zeker van dat dit stoplichtkartel bestaat en gaat tijdens het wachten op zoek naar de contactgegevens van Peter R. de Vries.
Oké, oké, je hebt natuurlijk het grote wachten en het kleine wachten. Het kleine wachten kan zijn op de bus, op een pizza, een groen licht of op een eisprong. Bij het grote wachten moet je denken aan alle andere dingen die je wilt in je leven maar (nog) niet hebt: een relatie, een minivarkentje, een vaatwasser die zichzelf inruimt.
Om te testen wat er nou precies gebeurt op het moment dat je ergens op moet wachten, heb ik voor de lol van een aantal grote bedrijven de klantenservice gebeld. Ik stond in totaal 86 minuten in de wacht en hoorde het gehele oeuvre van de Vengaboys en LeAnn Rimes (Can’t Fight the Moonlight!!!) voorbijkomen. Dus ik de hele tijd in de wacht staan en mijn gevoel afpellen. Het eerste wat ik voelde was afwijzing: ben ik niet goed genoeg om de telefoon voor op te nemen? Haten jullie mij? Ben ik lelijk? Het tweede wat ik voelde was verdriet, omdat ik door het wachten ging nadenken over mijn leven en er nare dingen uit mijn jeugd bovenkwamen, bijvoorbeeld toen ik niet mee mocht op scoutingkamp omdat mijn ouders waren vergeten me op te geven en ik uit de bus werd gezet en iedereen dat zag en me ging uitlachen omdat het al de tweede keer was dat dat gebeurde. Het derde wat ik voelde was trek: je krijgt zin om de leegte van het wachten op te vullen met koekjes en snoep of juist hamburgers en chips of kaasfondue.
Lees ook: Tim den Besten: 'Ik ben gewoon te simpel om vegetariër te zijn'
Kortom: het wachten gaat je niet in de koude kleren zitten en ik kan me ook nog eens voorstellen dat je er behoorlijk van aankomt. Maar het allermoeilijkste is natuurlijk de onzekerheid: gaat dat waarop ik wacht wel gebeuren? Zal het het wachten waard zijn? Toen ik een filosofisch gesprek had met Siri over dit onderwerp, merkte ze op dat het hele leven natuurlijk één grote wachtrij voor de dood is. Toen heb ik Siri uitgezet, want op dat soort praatjes zit ik niet te wachten.
Deze column verscheen eerder in magazine &C 9, 2018.