Georgina: 'In gedachten sproeiden spikkeltjes tbc door de ruimte'
Georgina Verbaan (39) woont met haar dochter (7) driehoog-achter in Amsterdam. Ze is actrice en schrikt zich hoedjes.
Het was een grauwe maandagochtend aan een Amsterdamse gracht. Een blokje bebouwing aan water, tussen twee verkeersaders in. Dat verkeer zoemde en toeterde, een scharrige student op een piepende fiets was zijn jas en haargeur door de stad aan het verspreiden en reed langs me, terwijl ik in mijn tas op zoek was naar Dettol-doekjes. Ik stond voor de GGD. Daar moest ik naar binnen; ik had er een afspraak.
Lees meer: Georgina Verbaan: 'Ik heb de vreselijkste deurbel op aarde'
Er kwam een zingende, verwarde man met gebitsproblemen aangeschuifeld. Normaal hou ik wel van de zangkunsten van de zogenaamd verwarden. Ik hou mijn pas vaak in om er langer naar te kunnen luisteren. Er zitten mooie teksten tussen. Door mijn straat loopt ook regelmatig een man die het Arabische lied ten gehore brengt. Daar versta ik helaas niets van, maar toen ik hem laatst zijn klanken zag en hoorde uitstoten in een heel ander stadsdeel, dacht ik toch: 'Hé, dat is míjn zingende man! Hij bleek zijn gepassioneerde hartenkreten ook makkelijk te kunnen staken om goeiemorgen te zeggen, en pakte zijn lijflied daarna weer naadloos op. Je zou dus kunnen zeggen dat ik – los van de tragiek van de ‘verwarde’ mens en zijn plek in onze samenleving – kan genieten van het ongegeneerd afwijkende. Geraakt kan worden door de mens met de geest op de tong.
Maar kijkend naar deze zingende man, die op mij afkwam, dacht ik toch: dit is vást een teringlijer! Dus ik haastte me naar binnen. Ik kwam namelijk voor een mantouxtest. Dan spuiten ze tuberculine in je arm om te kijken of je tbc hebt. Tuberculose. ‘De tering’ dus, zeg maar. Ik ga binnenkort iets met apen doen (lang verhaal) en daarom is het belangrijk om te weten of ik het heb. Nou, dacht ik toen ik om me heen keek in de GGD, nóg niet. Waar al die mensen op een maandagochtend vandaan kwamen, was mij een raadsel, maar ik spoedde me erdoorheen met mijn mouw voor de mond, bedacht me dat het de mouw was waar ik doorgaans vieze deurklinken mee open en liet mijn armen als twee besmette slurven langs mijn lichaam bungelen. Totdat ik op de juiste afdeling voor een apparaat stond waar ik geacht werd een knopje in te drukken opdat ik mij een nummer kon verschaffen voor de rij. Ik deed het zwetend.
Lees meer: Georgina Verbaan: 'Ik heb veel te danken aan panfluitperuanen'
De wachtruimte zat vol met mensen. Een moeder met een kind. Ze aaide het liefdevol. Ook zat er een pokdalige, blanke man met een Disney-trui en een housebroek aan. Hij sprak met erg veel ademsteun tegen iedereen die ervoor openstond. Ik stond even nergens voor open. Ook zat er een zakenman met een zweterig gezicht en de rode blosjes die negentiende-eeuwse romanfiguren met tbc rondtorsen. Hij keek naar mij en hoestte. In gedachten sproeiden spikkeltjes tuberculose door de ruimte. Ik spoedde me de gang op om te doen alsof ik mijn mail op mijn telefoon checkte. Mijn vingers gleden over het scherm, ook de vinger die een nummer getrokken had. Mijn einde zou nu wel nabij zijn. Op de een of andere manier had ik de interesse van de zakenman gewekt, want hij kwam ook de gang op. Hij bleef naar me kijken en hoesten. Dit was een moordaanslag. Na drie jaar wachten was ik aan de beurt. Een vriendelijke vrouw schoof haar hoofddoek recht voordat ze me een hand gaf. ‘Gaat het?’ vroeg ze bezorgd. ‘Ik hoop het,’ zei ik. Er is niet veel voor nodig om verward te raken.
Deze column verscheen eerder in magazine &C 12, 2018. Lees hier meer columns van Georgina Verbaan.