Georgina Verbaan: 'Ik heb veel te danken aan panfluitperuanen'
Georgina Verbaan (39) woont met haar dochter (8) driehoog-achter in Amsterdam. Is actrice en schrikt zich hoedjes. Georgina schrijft elke maand een column in &C.
Het Stadshart, zo heet het centrum van Zoetermeer. Ik heb daar een tijd gewoond. Verkeersaders met betonnen wanden brachten de mensen in het Stadshart bijeen, met één zekerheid: het was schier onmogelijk om het rijtje in dekens gewikkelde Peruanen dat er dag en nacht levenslustig door een panfluit stond te ademen te ontwijken. Er was een bioscoop waar ik de film Arachnophobia zag. Een film over spinnen. Je moest twaalf zijn om ‘m te mogen zien, maar ik had mezelf op elfjarige leeftijd de zaal in weten te bluffen door me een paar centimeter uit te strekken en verveeld te kijken. Nog altijd spijt van.
Lees meer: Georgina Verbaan: 'Hoe weiger je een verhaal?'
In deze bioscoop zat je aan tafeltjes met een telefoon. Tijdens de film kon je daarmee op gedempte toon je zakje chips bestellen bij een vrouw achter een barretje. Zo nu en dan zag je haar gebogen door de rookpluimen heen waggelen met alle bestellingen. Want roken kon er gewoon. Hele gezinnen zaten gezamenlijk te stikken.
Ik heb er ook veel baantjes gehad, in dat Stadshart. Eerst bij de V&D in de spoelkeuken. De bedrijfskleding bestond voor vrouwspersonen (waar ik tot mijn ontzetting op mijn veertiende al toe gerekend werd) uit een wit met groen gestreepte blouse – geen natuurvezels – en een witte rok – ook geen natuurvezels – die tot mijn enkels kwam. Het was uitgesloten dat ik van de norse Groningse die La Place runde, een broek aan mocht.
Soms word ik ook aan mijn tijd bij Délifrance herinnerd. Als iemand naar het litteken op mijn arm vraagt bijvoorbeeld. Ik zie de huid nog aan de oven plakken. Ook als ik een clown zie, denk ik aan de tijd tussen de croissants. De bedrijfsleider aldaar was clown. Een lokale beroemdheid. Hij was op tv geweest.
Daarna of daarvoor, geen idee meer, werkte ik in een kledingwinkel. De eigenaresse en ik droegen plateauzolen, pluistruien en plastic broeken. Haar haar was rood, meestal. Hele dagen stonden we in die winkel te paffen. Dat ik niet kon opvouwen, is niet de reden dat ik werd ontslagen. Dat was iets met een mevrouw die een broek mooi vond en piekerend in haar portemonnee staarde en ik die iets fluisterde van: ‘Daar en daar is-ie goedkoper.’
Via het uitzendbureau heb ik nog een tijd in een rode hotelbontjas hotelbonnen geprobeerd te slijten naast de panfluitperuanen. Ik was te onzeker om en plein public een rode hotelbontjas te dragen, en vreemden tot een aankoop bewegen terwijl er panfluit klonk, bleek te hoog gegrepen voor mij. Daarom mocht ik van de mensen van het uitzendbureau op het uitzendbureau werken. Moest ik mensen bellen en vragen of ze werk zochten. Toen ik voor bellen te bang bleek mocht ik een typecursus doen. De mensen van het uitzendbureau waren gesteld op mij.
Lees meer: Georgina Verbaan: 'Pisang Ambon is a bitch'
In het Stadshart probeerde ik het ook uit te maken met het vriendje met de losse handjes. Ik hoopte dat hij mij niet zou slaan met de panfluitperuanen in de buurt. Waar het het drukst was, zei ik lopend: ‘Het is uit.’ Hij trok me een steeg in. Een uur later liepen we de eerste hulp uit. Daar hadden ze een van zijn losse handjes in het gips gezet omdat hij die kapot geramd had op een muur naast mijn hoofd. De verkering was nog steeds aan. Toch heb ik het malle gevoel dat ik veel te danken heb aan de panfluitperuanen. Dus bedankt, olijke mannetjes, waar ter wereld jullie tegenwoordig ook uithangen.
Deze column verscheen eerder in magazine &C 2, 2018. Lees hier meer columns van Georgina Verbaan.