Gaia (deel 1): in therapie
Stewardes Gaia (29) heeft samen met haar beste vriendinnen en collega's een droomleven. Ze reist de wereld rond en leert zichzelf te wapenen tegen haar dominante vader en pleasende moeder. Een 'serveerster in de lucht' noemen haar ouders haar, maar zelf weet ze wel beter. Het leven in de lucht als vrijgezel bevalt haar prima.
Eigenlijk ben ik te moe voor het feest. Vrij normaal natuurlijk, een nachtvlucht vanuit Hongkong hakt er altijd in.
‘Afbellen!’ roept Robin. Zij en Nienke zitten al in pyjama op de bank in de gezamenlijke huiskamer. Lekker te netflixen, met een wijntje erbij. Ik zucht. Dat kan dus niet. Mijn vader is zestig geworden, én hij betaalt ons peperdure appartement in hartje Amsterdam. Hoe moe ik ook ben, ik neem een douche en even later rij ik op de A1 richting Het Gooi.
Meteen bij binnenkomst duwt mijn moeder mij een schaal toastjes met kaviaar in handen, die ik plichtsgetrouw serveer aan de ‘vrinden’ van paps. Ik probeer mijn stewardessenlach op te zetten, maar dat lukt niet helemaal.
‘Werk je nu nog steeds als stewardess?’ vraagt Jan-Joris, mijn vaders golfmaat. Daar gaan we weer, denk ik. En inderdaad, de volgende vraag is: ‘Wordt het niet zo langzamerhand tijd om een serieuze baan te zoeken?’
Ik doe net of ik de vraag niet gehoord heb en wil verder gaan met de hapjes, maar mijn vader slaat zijn arm stevig om mijn schouders. ‘Dat wordt zeker tijd!’ Paps knipoogt naar Jan-Joris. ‘Ze is zich nog aan het oriënteren, maar ze denkt erover om een eigen bedrijf te beginnen.’
‘Natuurlijk,’ zegt Jan Joris. ‘Het zakenleven is haar met de paplepel ingegoten.’
‘O?’ onderbreek ik het gesprek. Mijn vaders mondhoeken zakken naar beneden. ‘Ik ga binnenkort juist in opleiding voor ICA-purser. Pittig hoor. Je moet de leiding kunnen nemen in grote kisten, met driehonderdvijftig passagiers, die allemaal even mondig zijn,’ zeg ik met een lieflijke glimlach. ‘Maar gelukkig spreek ik vijf talen en heb ik tot nu toe de purserselectie glansrijk doorlopen.’
‘Ze is zoekende,’ zegt mijn vader vlug. ‘Ze is in therapie daarvoor.’
‘Bij wie?’ vraagt Jan-Joris.
‘Bij dokter Joziassen,’ zegt mijn vader.
‘O, dan is ze in goede handen,’ zegt Jan-Joris, terwijl hij stiekem naar mijn borsten gluurt.
Inwendig sta ik te koken van woede. Ik zou de toastjes over hun arrogante, grijze bollen moeten kieperen. Maar ik ben té van slag om iets te kunnen zeggen of doen, iets wat me aan boord nooit zou overkomen. Moet ik een serieuze baan? Ben ik zoekende? Is dat zo? Ik moest een peperdure therapie, officieel bedoeld om ‘mijn ambitieuze kant te stimuleren’, maar in de praktijk leer ik er hele andere dingen. Mezelf beschermen tegen paps’ dominantie en mams’ obsessieve please-gedrag, bijvoorbeeld. Mezelf accepteren zoals ik ben. Mijn ouders vragen er gelukkig nooit naar. Want wat moet ik zeggen tegen mensen die stewardessen ‘serveersters in de lucht’ noemen? Dat ik hun saaie levens niet wil leiden?
Samen met mijn beste vriendinnen heb ik een droomleven. Ik lach me kapot met Robin, de stuiterbal, die de ene dag hysterisch verliefd door ons appartement fladdert, en de dag erna krijst dat ‘alle mannen losers zijn.’ En dan Nienke, ach Nienke, romantisch als altijd. Ze denkt binnenkort te kunnen trouwen met haar copiloot Stan, maar voor het gemak is ze even vergeten dat hij al getrouwd is.
Dan denk ik aan eergisteren, aan de hotelkamer in Hongkong, waar ik een spannende date had met een passagier. Ik houd ervan, van spanning en living in the fast lane. Ineens krijg ik een briljant idee. Iets stouts. Iets… precies wat mijn ouders zouden verwachten van een ‘serveerster in de lucht.’
‘Wanneer vlieg je weer naar Houston, J-J?’ vraag ik nadrukkelijk. Mijn vader staat op en loopt weg.
‘Ik kán ervoor zorgen dat ik op die vlucht zit.’ Uitdagend kijk ik hem aan. Jan-Joris begint te transpireren. Hij komt iets dichterbij.
‘Eind deze maand, de achtentwintigste om precies te zijn,’ zegt hij.
‘Het vliegende leven is veelzijdig,’ zeg ik zacht. ‘Heel veelzijdig. Je zult zien dat…’ Ik laat mijn tong langzaam langs mijn lippen glijden. Jan-Joris verslikt zich in zijn cognac. Ik geef hem een knipoog en draai me om op mijn hoge hakken. Als ik dan toch in therapie moet, kan ik beter iets sappigs te vertellen hebben. Toch?