Ja ik wil. Maar nu even niet.
Ik ben niet eenzaam, ongelukkig of zielig. Ik ben niet verlegen, emotioneel gebroken of onzeker. Ik ben niet bang voor commitment, boos op mannen of in de war. En, for once and for all: Ik. Ben. Niet. Lesbisch. Ik ben vrijgezel.
En 30-plusser. Of nou ja, ik ben vorige week 31 geworden, wat in mijn boekje nog gewoon afgerond mag worden naar 30, wat weer neerkomt op 29-plus. Dus laten we vooral niet overdrijven.
Sinds een half jaar ben ik vrijgezel. Officieel dan. Gevoelsmatig eigenlijk pas sinds 1 januari, toen we definitief besloten elkaar ook niet meer als ‘af en toe seks en gezamenlijke Netflix-series, maar verder niks’-vrienden te zien. En dat is oké. Ik heb nog geen klapperende eierstokken, nesteldrang of de behoefte om een gezamenlijke bankrekening te openen, dus ik kan nog best een paar jaar vrijgezellen.
Sterker nog, ik vind het ook wel weer lekker om na twee jaar samenwonen niet meer te hoeven overleggen over wat we gaan eten, wat we gaan kijken, wat we in het weekend gaan doen en of ik écht mee moet naar de verjaardag van die vriend die ik niet leuk vind. Ik kan diagonaal in bed liggen, al mijn tijd en aandacht besteden aan, tja, mezelf en zoveel wijvenseries kijken als mijn hartje begeert, zonder een enkele zucht of steun van een gepikeerde man naast me.
Nog een fijn én typisch verschijnsel van de verse vrijgezel is de noodzakelijke APK. Van je haarkleur tot je uitgezakte sportregime: alles wordt rigoureus aangepakt, omgegooid en aangesnoerd. Is het dat stemmetje, dat ‘prepare for the hunt, je moet er weer eentje aan de haak slaan’ schreeuwt? Geen idee. Ik ga er in ieder geval lekker op. Ik zie mijn vrienden vaker en intensiever, want er is niemand om thuis rekening mee te houden. Ik heb mijn jaargetal berekend, alle jaarhoroscopen uitgepluisd, ben gestopt met roken - sinds maandag - en ik twijfel erover om een maand niet te drinken (twijfel betekent niet per se doen, it’s the thought that counts). Eigenlijk heb ik nog nooit zo goed voor mezelf gezorgd als nu, nu er niemand is om de zorg op af te schuiven.
Sure, ik heb ook die momenten - vooral op familiefestijnen - dat het fijner is om een plus één te hebben. Al is het alleen maar om naar iemand je ogen te kunnen rollen als je moeder begint over het hebben van drie kinderen én een fulltimebaan op jouw leeftijd, of als je vader terloops vraagt of je je financiën nu al op orde hebt (ik heb uitgerekend dat het zeker tot mijn veertigste kut blijft). Of als je op zaterdagavond, op de bank, voorbij een eindeloze rij doorsnee mannen scrolt en je ervan overtuigd bent dat de leuke mannen ‘op’ zijn.
Maar als ik dan vervolgens een avond lang naar het getier en gezeur van mijn gebonden vriendinnen heb geluisterd, klinkt dat ‘alleen zijn’ ineens als een super-de-luxe hotel in een ver en vreemd oord, waar jij bepaalt en alles mag. Heerlijk.
En dan de laatste fase, de beste fase, die aanbreekt ná de vernieling en de wederopbouw: de viering. Als je jezelf weer volledig opnieuw uitgevonden hebt, als je tóch weer begonnen bent met roken en als je al je jaarhoroscopen, jaarcijfers en geboorteplaneten weer vergeten bent, is de cirkel rond. Je bent vergeten hoe het is om samen te zijn en gaat lekker je eigen gang. Je hebt totale controle over je leven en je werk, je hebt een interessante poule aan vermakelijke mannen opgebouwd en je bent op geen enkele manier afhankelijk van een ander. En dáár kijk ik nu naar uit.
Dus voor alle ongevraagde oppeppers als ‘huh, maar je bent zo leuk’ en ‘ah joh, je komt vanzelf we weer iemand tegen’, heb ik een hele grote ‘thanks darling, maar ik red me wel’. Sterker nog, ik voel me beter dan ooit! En ja, er komt echt wel weer iemand voorbij, dat weet ik zelf ook zeker. Maar tot die tijd geniet ik van alle voordelen van single zijn.
Wel samenwonen en kinderen maar trouwen: hell no?! Lees heel het artikel 'Nee, ik wil niet' in het Februari nummer van &C Magazine 'Ja ik wil. Maar niet voor altijd.'
Jurk zoekt man, over vier vrouwen die de jurk in de kast hebben hangen, maar de verlovingsring -en man- ontbreekt nog.