Column: het kauwgomballenfeestje
&C's Floor woont in hartje Utrecht samen met haar porseleinen poedel en schrijft wekelijks over verwonderingen, de liefde en andere noemenswaardige zaken in het leven.
Ik vraag me vaak af, als ik mensen als dorstige hyena’s op een kauwgompje zie kauwen, hoe dat ooit zo heeft kunnen ontstaan. Niet de kauwgom zelf, maar die drang om de hele wereldbevolking getuige te laten zijn van het feit dat je kauwgom in je mond hebt. Terwijl ik schaamteloos in de mond van de vrouw in het halletje van de trein tuur, besef ik dat deze vrouw (de veertig gepasseerd) beter eerder in haar leven wat simpele kauwgomnormen en -waarden had kunnen leren. Nu is het te laat voor correcties.
Lees ook: Column: het Gammacomplex
Terwijl zij het volledige kauwgomballenalfabet kauwt, kan ik mijn ergernis niet onder stoelen of banken steken. Mijn genen hebben mij ook ‘niet te verbergen gezichtsuitdrukkingen’ cadeau gedaan. Noem het handig of niet, maar aan mijn gezicht valt immer af te lezen wat de status van mijn emoties is.
Zo was mijn emotie duidelijk van mijn gezicht af te lezen, toen het overbuurmeisje plots een kauwgomballenautomaat cadeau kreeg. Ik was door het dolle heen. Als ik een hond was geweest had ik de hele dag gekwispeld. Want met mijn vijf jaar wist ik donders goed dat ze de kaviaar uit de snoepwinkel cadeau had gekregen.
Na twee keer draaien (wat met beleid moest gebeuren, alles was immers van plastic) kreeg je goud in handen, in de vorm van een felgekleurde bal. Welke kleur je kreeg, was een complete verrassing. Groen was mijn lievelingskleur en roze stond op de tweede plaats. Wat je niet-kritische kinderbrein gelukkig niet kon produceren, was het gevoel van deceptie. Want een kauwgombal uit een plastic Bart Smit-automaat is nu niet bepaald een hoogstandje van smaak. Na twee keer kauwen is de kleur eraf en hangt de kauwgom − in droge brokjes − in alle mysterieuze hoeken van je mond. Na een tijdje waren de ballen op en was het kauwgomballenfeestje voorbij.
‘Is er wat?’ vraagt de vrouw met de kauwgom in haar mond. Ze trekt een wenkbrauw op en verbaast zich overduidelijk over mijn blik. Een paar milliseconden lang is het een abracadabra in mijn hoofd en probeer ik na te gaan welke blik ik heb gegeven. Ik besluit mijn eigen kauwgompakje uit mijn tas te vissen, voor een masterclass Zo Hoort Het Eigenlijk. Terwijl ik mijn kauwgometiquette probeer te etaleren maakt Katja van de Kauwgom aanstalten om een gloednieuw exemplaar aan te breken. Haar pakje blijkt leeg te zijn.
Lees ook: Column: de bakjes van mijn brein en mijn konijn
Ik bied haar mijn kauwgom aan. Ze was immers net getuige van het feit dat ik een pakje in mijn bezit heb. ‘Wilt u er eentje van mij?’ Ze antwoordt gulzig: ‘Ja, héél graag.’ Ze tuft lomp haar kauwgom in het lege pakje en opent haar hand voor een nieuwe. Ik zeg: ’Kijk eens! En je hoeft dus helemaal niet zo hard te kauwen op deze kauwgom. Zó lekker zijn ze.’
Kijk, ik mag het dan wel niet eens zijn met haar kauwpraktijken, een gier ben ik zeker niet. Ze is van harte welkom op mijn kauwgomballenfeestje.