Column: waarom het kut is om anno 2018 niet fotogeniek te zijn
Van je dates tot je droombaan, alles van belang wordt tegenwoordig binnen geharkt met Insta-flammable selfies. Maar wat nu, als je in het echt veel leuker bent? Jessica, digital loser, legt uit waarom dat kut is én waarom we er vooral schijt aan moeten hebben.
Ik ben over het algemeen redelijk tevreden met mezelf. Goed, het mag wat kilootjes minder − en vooral wat strakker − en ook de ouderdom begint de eerste lijnen in mijn gezicht te krassen. Maar hé, that’s life. Niets om je druk over te maken, toch?
Wel dus. Het is namelijk 2018 en het overgrote deel van het leven speelt zich online af. Je dates moet je verleiden met je allerbeste foto’s én een accurate omschrijving in minder dan tweehonderd tekens. Je droombaan − nou ja, eigenlijk precies hetzelfde (foto en accurate beschrijving), maar dan een tikkeltje professioneler. En je sociale leven hangt af van de likes op je Instagram. Die bij mij angstvallig achterblijven. Dus gooi ik het op ‘engagement’. Whatever that means.
De eerste indruk is het belangrijkst en die is tegenwoordig digitaal. Mooi kut, want ik ben in het echt véél leuker, vind ik zelf. Maar als je online als paria bestempeld wordt, brei je dat in real life niet zomaar recht. Voornamelijk omdat je de meeste mensen die jou online volgen − of wacht, begluren − in het echt niet kent en hoogstwaarschijnlijk nooit zult kennen. Of moet ik zeggen: herkennen. Want zonder zeven filters, elfenogen en Bambi-oren ziet men er toch anders uit.
Zo ging het laatst met vriendin A. uitgebreid over de fotokeuze voor haar Tinderprofiel. Blijkbaar is een foto met zonnebril uit den boze, omdat je dan de ogen niet kunt zien: ‘Zo’n foto swipe ik direct naar links, dat vertrouw ik niet. Of iemand die alleen maar foto’s met vrienden heeft. Dan weet ik toch niet wie het is?’
Ik pak mijn eigen telefoon erbij en realiseer me dat ik op de eerste foto al nat ga. Een groepje meiden op het terras, allemaal met een grote zwarte zonnebril op. Verder blaas ik nog net wat rook van mijn sigaret uit, die precies op het moment van de foto tussen m’n mond en neus hangt. Charming.
‘Ja, maar je wilt wel eerlijk blijven toch? Gewoon jezelf zijn, anders denkt-ie heel iemand anders te ontmoeten,’ zeg ik, in een vergeefse poging mezelf ervan te overtuigen dat deze foto een goed idee was.
‘Je moet ook wel jezelf blijven, maar dan wel de beste versie van jezelf. Een Tinderdate zei laatst dat hij vrouwen met teveel make-up gelijk al weg swipete.’
‘Zoals wij met mannen met vissen doen?’
‘Ja. Maar geen make-up dragen is ook geen optie, dat is onverzorgd.’
‘Vermoeiend dit zeg,’ mompel ik, terwijl ik uit het zicht van vriendin A. door mijn selfies scroll. Ik realiseer me dat ik zo’n online persona maar een hoop gedoe vind. En dat ik opvallend vaak geen make-up draag. Ik had al moeite met het in leven houden van mijn Tamagotchi, hoe onderhoud ik in hemelsnaam een überhippe digital self?
Terwijl ik naar huis fiets, spoken de woorden van vriendin A. nog door mijn hoofd. Dit is fucking onmogelijk. Ik ben zelf nog aan het uitzoeken wie ik ben, laat staan dat ik dat in drie profielfoto’s en een stukje tekst kan overbrengen aan wildvreemden.
Fuck it. Laat heel de wereld zich vooral lekker focussen op het beeldscherm van hun telefoon. Want als iedereen met z’n neus in de digitale werkelijkheid zit, kan ik in joggingbroek, zonder make-up en met ongekamd haar, al rokend door het leven. Er is dan toch niemand die op mijn real-life selfie let. En dat is best lekker als je het mij vraagt.