Column: 'Een zwangerschap is per definitie oneerlijk verdeeld'
Rutger Lemm woont in Amsterdam-Noord met een konijn, zijn roodharige vriendin en sinds kort ook een baby. Voor &C schrijft hij columns over zijn leven als nieuwbakken vader.
Een zwangerschap is per definitie oneerlijk verdeeld. Ik wilde dat ik een deel kon overnemen, dat ik bijvoorbeeld het onderlijf zou maken en dat we de baby na de geboorte als een legopoppetje in elkaar zouden zetten. In plaats daarvan kon ik alleen maar toekijken, terwijl mijn vriendin pufte en pijn leed. Ná de geboorte, zo zeiden we voortdurend tegen elkaar, zouden we de balans herstellen en allebei precies evenveel aan de verzorging bijdragen. Ik ben zelf opgevoed door meerdere sterke vrouwen, die mij altijd inprentten dat een vader mee moest doen en dat ik zeker het treurige cliché van ‘de verlater’ moest vermijden.
Lees ook: Column: 'Niemand kan een huilende baby negeren'
Maar de feministische theorie is makkelijker dan de feministische praktijk. Ik hoopte dat ik met de komst van onze zoon blijvend zou veranderen, maar na een paar weken nam mijn maniakale verse vader-energie langzaam af en werd ik weer mijn oude, luie zelf. Dat mijn zoon uit mijn vriendin gekomen was, betekende bovendien helemaal niet dat hij nu voor het grijpen lag: de helft van de tijd was hij nog steeds aan haar borst gekoppeld.
Ik belandde in mijn vertrouwde dynamiek: passiviteit gevolgd door schuldgevoel. ’s Nachts lag ik vanuit bed toe te kijken bij de voedingen, overdag liet ik mijn vriendin hem naar bed brengen, terwijl ik mezelf stilletjes berispte om mijn gebrek aan initiatief.
Een bevriend stel vertelde tijdens hun bezoek dat ze vaak discussies hadden over hun kinderwens. ‘Ik wil het wel, maar ik ga het niet opvoeden,’ zei hij met komische overdrijving. ‘Zie je nou! Dat kán je toch niet zeggen!’ lachte zij. Hij vervolgde op serieuzere toon: ‘Mannen zijn er gewoon minder geschikt voor. De verdeling zal altijd 80-20 zijn.’ Ik knikte onwillekeurig. ‘Tja, daar komt het eigenlijk wel op neer.’ Hij schonk me een blik van: ja toch?
Zijn mannen minder geschikt voor het ouderschap? Natuurlijk niet. Maar onze maatschappij lijkt hier nog wel van overtuigd: het vaderschapsverlof blijft mager, ouderschapsteksten richten zich steevast tot ‘mama’. Babette Cremer, de vrouw van schrijver Jan Cremer, zei onlangs in een interview: ‘Soms ziet Jan een jonge vader met een baby in een draagdoek. Dan moet hij bijna overgeven.’
Het is verleidelijk om je daarbij neer te leggen. Ik had nu eenmaal geen verlof, geen borsten – ja, zo is het toch? Dan maar écht egocentrisch zijn, zonder schuldgevoel. Ik besloot om niet meer solidair op te staan voor de nachtvoedingen en me overdag volledig op mijn werk te concentreren. De eerste keer dat ik de deur achter me dichttrok om in een café te gaan schrijven, vielen alle huiselijke zorgen meteen van me af. Het voelde schrikbarend goed.
Na een week merkte ik echter dat mijn zoon me steeds sceptischer aankeek, en dat ik hem helemaal niet meer naar bed durfde te brengen. Mijn vriendin raakte bovendien aan huis gekluisterd. Ik miste haar ambitieuze kant – ambities zijn sexy – en gunde haar dezelfde bevrijding die ik had gevoeld. We waren op weg om een treurig cliché te worden.
Misschien is het voor een man minder natuurlijk om voor een kind te zorgen en is onze maatschappij er niet op ingericht. Misschien zal de verdeling nooit helemaal gelijk worden. Maar dan moet de verandering maar uit mezelf komen, dan zal ik er maar extra moeite voor moeten doen. Ik weet namelijk één ding zeker: ik wil een goede vader zijn.
Lees hier meer columns van Rutger Lemm.