Column: 'Opvoeden is oorlog, er is geen tijd voor griep.'
Rutger Lemm woont in Amsterdam-Noord met een konijn, zijn roodharige vriendin en sinds kort ook een baby. Voor &C schrijft hij columns over zijn leven als nieuwbakken vader.
‘I gotta stay in constant motion to be respected in this house.’ Dat zinnetje, uit een grap van Louis CK over een goudvis die éven een dutje doet en meteen door de wc wordt gespoeld, gaat altijd door mijn hoofd als ik ziek ben. Of althans, sinds ik samenwoon met de dochter van een huisarts.
Lees ook: Column: 'Elke dag heb ik wel een keer spijt van zijn komst'
De eerste paar uur van de griep geeft ze me nog een kopje thee, een beetje medelijden, maar al snel groeit de ergernis. Wat lig je daar nou? voel ik haar denken. Doe eens iets. En ik denk: I gotta stay in constant motion...
Nu we een baby hebben, is er natuurlijk helemaal geen empathie meer over. Als één ouder uitgeschakeld is, betekent dat slecht nieuws voor de overgebleven ouder, die dan de baby, het huishouden, het eigen levensonderhoud, werk én de zieke op haar schouders moet nemen. Opvoeden is oorlog, er is geen tijd voor griep. Mijn vriendin is als een medesoldaat die me uit de modder trekt en schreeuwt: ‘Opstaan lafaard! Sta op en vecht!’
Ik besefte ook eens te meer dat ik zelf in een kind verander als ik ziek ben. Zeurderig, vol zelfmedelijden, met bijbehorende kreuntjes. Misschien is het mijn ware aard die naar boven komt. Ik probeerde niet mee te gaan in die verleidelijke maalstroom en gewoon mijn taken uit te voeren. Maar deze griep was een taaie klootzak, het lukte echt niet om op te staan. ‘Sorry liefje,’ zei ik. ‘Geeft niet schatje,’ zei mijn vriendin, met de baby in haar armen en woede in haar ogen.
's Nachts werd het alleen maar erger. De volgende dag kon ik nauwelijks bewegen van de koorts. Mijn vriendin moest die dag buiten de deur werken, ik had baby-dienst. Terwijl we in de stilte van de vroege ochtend ontbeten, wachtte ik tot ze zou voorstellen om thuis te blijven, zodat ik kon zeggen: ‘Nee joh, ben je gek.’ Maar ze zei niets en negeerde mijn hoestbuien door zich op een werkdocument te concentreren. Nu was het mijn beurt om te haten. Bied het aan, bied het aan, dacht ik, terwijl ik traag op mijn geroosterde boterham kauwde. Maar ze gaf me een vlugge kus op mijn hoofd en zei: ‘Dag!’
Ik stond op en strompelde naar Tinus, die op het speelkleed een stel enorme plastic sleutels in zijn mond probeerde te stoppen, en zei: ‘Hé mannetje, kun je vandaag extra lief voor papa zijn alsjeblieft? Ja hè?’ Hij keek me even vertwijfeld aan, en begon toen keihard te huilen. Alsof hij even wilde laten zien, wie hier de échte baby was.
Lees hier meer columns van Rutger Lemm.