Column: 'Niemand kan een huilende baby negeren'
Rutger Lemm woont in Amsterdam-Noord met een konijn, zijn roodharige vriendin en sinds kort ook een baby. Voor &C schrijft hij columns over zijn leven als nieuwbakken vader.
Niemand kan een huilende baby negeren. Het is het resultaat van duizenden jaren evolutie: er zullen vast Neanderthaler-baby’s zijn geweest die veel te beleefd om aandacht vroegen, waardoor hun neanderthalerouders hen niet hoorden terwijl ze bij het kampvuur mammoetvlees zaten te eten met hun neanderthalervrienden. Die zachtaardige baby’s stierven dus stilletjes in een hoekje. De meest irritante baby’s overleefden en gaven hun genetisch materiaal door. Het penetrante gekrijs van onze kinderen is een eindeloos geperfectioneerde roep om aandacht.
Lees ook: Column: 'Niet te veel willen, niet te veel googlen.'
Dat houd ik mezelf voor als ik om drie uur ‘s nachts met mijn huilende zoon van zes weken oud in mijn armen sta: dit is de enige manier waarop hij kan communiceren. Maar zelfs nadat ik naar hem toe ben gerend en hem heb opgepakt, stopt het niet.
Als je baby huilt, is alles in je wezen erop gebrand om het te stoppen. Stel je voor dat je iemand op straat ziet huilen: dan wil je diegene helpen. Als diegene ook nog schreeuwt, dan zal je eropaf snellen. Maar het gekrijs van je eigen kind gaat dieper dan je ooit voor mogelijk hield – het raakt aan de kern van je empathisch vermogen. Die machteloze oerliefde kan je tot waanzin drijven. Tijdens de eerste weken sloeg ik soms tegen een kast. Dat hielp niet.
“Wat is er nou lieverd? Wat wil je?” stel ik de stompzinnige vraag die alle ouders constant stellen. Hij stopt even, kijkt me wanhopig aan en begint dan nog harder te schreeuwen, alsof hij nu ook nog gefrustreerd is over mijn domheid.
Een vriend die op kraamvisite kwam – een lange, zeer beschaafde acteur – vertelde dat hij altijd dacht dat shaken baby syndrome alleen bij asociale gezinnen voorkomt. Maar toen hij tijdens de eerste nacht buiten zinnen van het slaaptekort zijn hysterische dochter vasthield, begreep hij het wel. Vaders raken in dit soort situaties ook eerder gefrustreerd dan moeders, omdat mannen vaker uitgaan van een rationele checklist: luister baby, je hebt geslapen, je hebt gegeten, je hebt een schone luier – hoe kán je dan nu nog huilen? Dat is gewoon onmogelijk! Wat ben jij een onredelijke klootzak.
Aan de andere kant bewonder ik zijn gehuil. De kracht ervan. Ik denk dat veel mensen er baat bij zouden hebben als ze hun emoties zo direct konden uiten. In een overvolle intercity op een grijze namiddag zou iedereen wel willen huilen en schreeuwen van ellende. Maar dat doen ze niet; dat is zo afgesproken. Ze kroppen het op en komen thuis met hoofdpijn.
In dat opzicht lijken Tinus en ik nu al op elkaar. We zijn allebei fanatiek en overgevoelig. Als we samen spelen, jutten we elkaar op totdat we allebei uitgeput zijn. Eerst begint hij te huilen, daarna ik. Mijn vriendin komt dan nietsvermoedend de kinderkamer binnen en treft twee huilende jongens aan.
‘Huil maar,’ fluister ik dus nu tegen hem, terwijl ik hem midden in de nacht sta te troosten. ‘Laat de wereld maar weten dat je er bent.’