Deel 1: de bruine ogen
De waargebeurde, opwindende belevenissen van een hunkerende single. Continu op zoek naar de grens tussen liefde en lust.
Zo dichtbij als de zomer een tijdje geleden nog leek, zo ver weg is hij nu. Ik ren de straat over met mijn tas boven mijn hoofd. De regen spat alle kanten op, ik voel hoe mijn natte broek plakt aan mijn benen. Als ik hijgend - nog net voordat de tramdeuren sluiten – instap, sta ik tussen alle forenzen ingeklemd te staren naar het dicht beslagen raam.
Wat een verschrikking, de regen, de drukte, de herfst. Bij iedere bocht voel ik minstens drie lichamen tegen me aanduwen en probeer ik mijn evenwicht niet te verliezen door mezelf met één voet klem te zetten tegen de deur. Door alle regenjassen heen probeer ik de tragische blikken van mijn medereizigers te mijden.
Net wanneer ik mijn hoofd over mijn linkerschouder draai, vang ik de blik van twee diepbruine ogen. Precies tussen twee natte regenjassen door zie ik zijn gezicht. Ondanks de druppels op zijn wangen kijkt hij vrolijk. Zijn mooie bruine huid glanst in het koude licht van de tram. En terwijl de tram weer heen en weer schokt in de volgende bocht, en ik me uit alle macht probeer te verzetten tegen de zwaartekracht, wijkt zijn blik niet van de mijne. In de onaangename stilte van het publiek om ons heen en tussen het gepiep van de rails door, zijn mijn ogen voor een kort eindeloos moment genageld aan de zijne.
Mijn gestaar wordt ruw verstoord door een abrupte stop van de tram. De deuren gaan open. Terwijl ik in een stroom van mensen naar een andere plek achterin de tram word gedreven, kijk ik steeds stiekem achterom. Pas wanneer de deuren weer dicht glijden en de tram weer optrekt, lukt het me om te kijken naar de plek waar ik hem net zag zitten. Op zijn plaats zit nu een oude dame, met een plastic regenkapje op haar hoofd. Shit, shit, shit. Hij is weg. De tram rijdt z’n gewone route verder, bij iedere halte stapt er weer een groep mensen uit en wordt het gelukkig steeds leger in de tram.
Ik neem plaats achterin, op een natte stoel, met mijn tas tussen mijn benen. Ineens hoop ik dat het iedere dag regent en dat de bruine ogen ook weer de tram zullen pakken, zodat ik hem bij een eerstvolgende ontmoeting gewoon kan vragen naar zijn nummer. Als ik de trambestuurder ‘eindhalte’ hoor omroepen, sta ik op en wacht ik leunend tegen de deur op de laatste stop.
De deuren openen en ik stap naar buiten, opnieuw de regen in. En terwijl ik mijn tas weer boven mijn hoofd manoeuvreer, kijk ik opzij. Drie deuren verderop stapt er nog iemand uit. De tram rijdt weg en ik wil de eerste stappen richting mijn fiets zetten, als ik ineens aan de grond genageld blijf staan. Met zijn handen in zijn zakken draait hij zich een kwartslag naar mij toe. Ik voel hoe mijn wangen warmer worden, door mijn hoofd schieten mijn gedachten alle kanten op. Daar staat hij weer. En nu? Ga ik wat zeggen? Of ga ik doen alsof ik hem nooit eerder heb gezien? Ik weet dat een mogelijk gevolg slechts een milliseconde bij ons vandaan is, maar vooralsnog weet mijn brein geen realistische oplossing te bedenken voor de situatie. Gelukkig kan ik stoppen met denken, want juist wanneer de stilte ongemakkelijk begint te worden, zie ik dat hij naar me lacht. ‘Theetje dan maar?’ vraagt hij, duidelijk mijn kant op. Gelukkig is het al donker en kan ik de kleur van mijn gezicht verschuilen onder de schaduw van mijn tas. Ik kuch en zeg, zo nonchalant mogelijk: ‘Bij jou of bij mij?’
Lees hier meer sexy time artikelen