Met gierende banden de stad uit
Stadsmeisje Franke van Hoeven verruilt Amsterdam voor de betere burgerlijke buitenwijk.
Ik ben een stadsmeisje, een rasecht stedelijk exemplaar. Tot mijn negentiende woonde ik in Rotterdam, vanaf mijn studententijd in Amsterdam. Als ik ergens gelukkig van word, is het de geur van beton, het geluid van gillende sirenes, exotische walmen die uit hippe eettentjes komen drijven. In krioelende mensenmassa’s waarin ik anoniem kan verdwijnen, ben ik op mijn best. De urban jungle is mijn natuurlijke habitat, zelfs op vakantie. Zet me neer op een willekeurige straathoek in New York of Parijs en ik kom helemaal tot rust. Niets zo ontspannend als verdwalen in een wirwar van straatjes, op zoek naar verborgen parels. Altijd al droomde ik van werken bij een tijdschrift, kroegen afstruinen, eindeloos shoppen, flaneren over straat, dineren in de nieuwste restaurants met bijzondere mensen. Een groots en meeslepend leven, zoals Carrie Bradshaw in Sex and the City – ik wilde niets liever dan dat. En nou ja, sorry, maar in een middelgrote stad in de provincie, daar ging dat natuurlijk nooit gebeuren.
Lees ook: De nieuwste &C-editie: Overschat, die grote stad?
Mijn droom werd werkelijkheid: ik scoorde zowaar een baan bij een modemagazine, verhuisde een keer of tien, zoals het een import-Amsterdammer betaamt, maakte carrière en regelde via een makelaar een eigen huis in wat nu door chique makelaars ‘Bois et Lombre’ wordt genoemd, maar in mijn tijd gelukkig nog gewoon Bos en Lommer heette. Ik ging veel uit, maakte nog meer carrière en had de ene drama-date na de andere, tot ik uiteindelijk de liefde van mijn leven tegen het lijf liep. Dolverliefd gingen we samenwonen in zijn kakstrakke, met witte meubels en rvs ingerichte yuppenappartement in stadsdeel Westerpark. Mijn grote liefde en ik hadden het goed samen. We gingen vaak uit eten, bezochten optredens en tentoonstellingen, ontmoetten muzikanten, auteurs en andere bohemiens en feestten tot in de vroege uurtjes. Het leven was vurrukkulluk. En toen begonnen mijn eierstokken te rammelen.
Lees ook: Chantal praat met Jamai over het platteland: 'Ik mis de geur van gier'
Sodom en Gomorra
Alles werd anders, want de grote stad bleek met een baby niet te passen. Met dochter Puk in de kinderwagen kwam ik nergens binnen, zo klein en poppenhuis leken de winkels en cafés in de binnenstad opeens. Overal die drukte en harde muziek, ik kon er steeds slechter tegen. Plotseling begonnen de wietdampen, die mij altijd een geruststellend gevoel hadden gegeven, me tegen te staan. Onder invloed van de moederhormonen zag ik de stad voor wat ze al die tijd in werkelijkheid was geweest: louter Sodom en Gomorra. Waar ik bang voor was geweest, gebeurde: nog voor ik de kans had gekregen écht groots en meeslepend te leven, begon ik te verlangen naar gezapigheid. Etalages met high fashion interesseerden me geen mallemoer meer. Uitgaan? Allemachtig wat was de horeca duur geworden – voor de prijs van een gemiddelde baco kon ik wel drie rompertjes kopen! Ook zo irritant: nergens je auto kunnen parkeren. Met vrienden klaagden we over de hoge prijzen en het gebrek aan ruimte en kindervermaak.
Lees het hele artikel in het nieuwe nummer van &C met als thema 'Overschat, die grote stad?', dat nu in de winkels ligt. Of lees het hier via Blendle.