Hoe zit het met je identiteit als je niet weet wie je ouders zijn?
In de nieuwste editie van &C 'Ik lijk steeds meer op jou' bespreken we de steeds veranderende band met je ouders. Jullie delen dezelfde genen en door hen weet jij steeds beter wie je bent. Als je geluk hebt, tenminste. Want wat als je niet weet wie je ouders zijn of als ze niet meer leven? Hoe zit het dan met je identiteit?
Je psychologische identiteit is een gek iets. Je krijgt een boel mee van je biologische ouders, maar je omgeving doet ook een duit in het zakje. Het is het hele nature versus nurtureverhaal, waar deskundigen al decennialang over bakkeleien. Word je gevormd door je genen of je opvoeding, ben je zo door je biologische ouders of de opvoeding die je kreeg? Lange tijd stonden de twee kampen lijnrecht tegenover elkaar, maar inmiddels wordt steeds duidelijker dat het niet zo zwart-wit ligt. De nieuwste visie: genen zijn goede voorspellers voor je identiteit en gedrag, maar je omgeving speelt minstens zo’n grote rol. ‘Qua karakter lijk ik erg op mijn adoptieouders,’ vertelt Mi-choe, die als baby van drie maanden vanuit Zuid-Korea naar Nederland kwam. ‘Ik ben even ongeduldig, ad rem en nuchter als mijn moeder. Logisch, want met hen ben ik opgegroeid. Toen ik klein was, viel het niemand op dat ik er anders uitzie dan mijn ouders. Pas in de puberteit maakten klasgenoten er een ding van, wat ik heel raar vond. Ik had een zachte g en woonde al mijn hele leven in Nederland, dus ik zag niet in waarom ik ineens als ‘buitenlander’ werd bestempeld. Dat raakte me, maar ik ben nooit aan mijn identiteit gaan twijfelen.’
Lees ook: Hoe bewaar je de lieve vrede als je het beter weet dan je ouders?
Je hoort vaak dat geadopteerde kinderen zoekende zijn en zich nergens thuis voelen. ‘Dat heb ik gelukkig nooit gehad,’ zegt Mi-choe. ‘Natuurlijk heb ik me als kind weleens afgevraagd waarom ik ben afgestaan, maar mijn ouders hebben me opgevoed als een zelfverzekerde en zelfstandige vrouw. Zeker nu ik zelf een gezin heb, maak ik me niet druk om de reden dat mijn biologische ouders mij hebben laten adopteren. Ik ben blij met mijn leven, mijn ouders en mijn broer, met wie ik ben en wat ik heb. No hard feelings naar mijn biologische familie, maar Zuid-Korea voelt voor mij als een ander, onbekend leven waar ik geen band mee of behoefte aan heb.’
Lees ook: Carolina Dijkhuizen: 'Het is moeilijk dat ik niet op mijn ouders lijk'
Dezelfde trekjes
Nog niet zo heel lang geleden gingen wetenschappers ervan uit dat vrijwel alle kenmerken en eigenschappen standaard in onze genen zitten gebakken. ‘Het zou alleen nog maar een kwestie van ontplooiing zijn om ze eruit te laten komen,’ zegt Paul Verhaeghe, hoogleraar klinische psychologie en psychoanalyse aan de Universiteit Gent en schrijver van het boek Identiteit. ‘De gedachte was: wat er niet in zit, kan er nooit uit komen en wat er wel in zit, komt zeker naar buiten. Tot een groep Nederlandse onderzoekers een paar jaar geleden ontdekte dat onze genen beïnvloed kunnen worden door omgevingsfactoren. Ofwel: je omgeving verandert je erfelijkheid.’ Volgens de epigenetica, zoals deze nieuwe stroming binnen de genetica heet, kunnen bepaalde omgevingsfactoren ervoor zorgen dat genen worden aan- of juist uitgezet. Onder invloed van bijvoorbeeld stress, honger of roken worden de genen automatisch anders afgesteld, wat effect kan hebben op de genen van onze (klein)kinderen.
En dat dit veel betekent voor je identiteit, lees je in het hele verhaal in de nieuwste editie van &C 'Ik lijk steeds meer op jou', die nu in de winkels ligt. Of lees het hier op Blendle. Wil je geen &C meer missen en profiteren van leuke extra’s? Word dan abonnee.