synchroon-zeiken
Ik loop op krukken omdat ik mijn kleine teen brak op een feestje. Er viel een barkruk om in de drukste werkweek van het jaar. Het lopen met krukken vergt een talent dat ik niet beheers. Bij elke meter die ik ‘loop,’ breek ik twee keer net niet mijn nek. Het talent om je kruk ergens op de grond te plaatsen waar bijvoorbeeld net door een hond is gekakt, bezit ik echter wel. Zo sta ik met een servetje van de Starbucks op Amsterdam Centraal de hondenkak van mijn kruk te boenen. Ik heb me wel eens aantrekkelijker gevoeld. Het stormt die dag en daarom is mijn trein te laat, dus kan ik de randjes nog even extra goed meenemen. Ik wil mijn medereizigers en mijzelf namelijk niet opzadelen met die gore lucht.
Op het perron waar mijn trein vertrekt is het synchroon-zeiken inmiddels begonnen. Passagiers vinden elkaar in hun ongenoegen over de NS. Waar Pickwick kutvragen op een theezakje print om mensen weer met elkaar te laten praten is de NS begonnen met de campagne: ‘We rijden nauwelijks maar je krijgt wel gratis koffie!’ Je zou denken dat dit ons Nederlanders een beetje doet opvrolijken (want: gratis) maar niets is minder waar.
Wanneer de trein eindelijk arriveert switcht het klagen in teamverband naar een individueel slagveld bij de treindeuren. Er wordt luidkeels gezucht door de wachtende meute en de uitstappende passagiers reageren met een luidkeels ‘PARDON! PARDON! MOGEN WIJ ER EERST EVEN UIT?’ Ik kijk naar de deuren links en rechts van me. Daar gebeurt precies hetzelfde. Ik moet er om lachen. Zou je er muziek onder zetten is het net een scène uit een opera.
Een paar minuten en een pluk uitgetrokken haar later, hink ik de trein in en vind ik een plekje. Een staanplaats uiteraard want mensen die graag naast hun laptoptas willen zitten gaan voor. Ik probeer me stabiel te settelen maar laat een kruk vallen. Hij valt tegen een oranje-foundation-meisje aan dat, al kauwgom kauwend, zonder te kijken mijn kruk wegschopt. Ik weet niet wat ik erger vind, dat mijn kruk zonder pardon wordt weggeschopt of dat zij eruit ziet alsof ze door een zak Dorito’s heeft gerold. Ik zou eigenlijk aan haar wang willen likken om te checken of ze naar Nacho Cheese smaakt.
Mijn kruk wordt opgeraapt door een oude vriendelijke man. Ook hij moet staan en had eigenlijk moeten zitten, maar ook hij accepteert dat laptoptassen meer zitrechten hebben dan mensen. Ik krijg een glimlach en ik lach terug. Hij heeft een vriendelijk gezicht. Schuddend rijdt het voertuig Amsterdam Centraal uit. We schommelen zo hard van links naar rechts dat de meneer mij moet vasthouden om niet te vallen. Door mijn krukken sta ik stabiel. ‘Normaal gesproken grijp ik geen vrouwen in de trein hoor,’ fluistert de man. ‘Normaal gesproken laat ik me niet grijpen door een oudere man,’ lieg ik. We praten over mijn werk in Hilversum en over zijn mannenclub in ‘t Gooi.
De man heeft een uitzonderlijk gevoel voor humor en we lachen. De rest van de coupé is stil, op een enkeling na die zijn baas belt dat hij te laat op zijn werk is door het ‘gezeik’ op het spoor. Het gezeik op het spoor heeft mij een leuke ochtend opgeleverd. Waar ik zonder gezeik op het spoor en alle drukte in de trein, waarschijnlijk wel had kunnen zitten en apathisch naar mijn telefoon had gekeken.
Als we op het eindstation aankomen staan we nog steeds. De man leunt nog steeds op mijn arm en het meisje is nog steeds oranje. Ik zie geen kans om over haar wang te likken wanneer ze gehaast al haar spullen verzamelt en naar buiten stormt. De meneer grijpt zijn kans mij te bedanken met een zoen op mijn wang. Ik ben blij dat ik niet oranje ben. Dat had er gek uitgezien, op de mond van de meneer.