Twee vrouwen, een kind en één biologische moeder: 'Ik was jaloers'
Twee vrouwen, een kind en één biologische moeder. Hoe voelt het als je moeder wordt, terwijl je genetisch niets met het kind te maken hebt? Journalist Sonja Alferink maakt dat mee en beschrijft in de nieuwste &C hoe dat voor haar is.
Qua gevoel zit het wel goed, wist ik, toen dat donkere koppie met die mysterieuze ogen op een ijskoude nacht in november werd geboren. Het schemerlampje gaf onze slaapkamer een rozerode gloed, aan de muur hingen mijn gitaren. En daar was hij ineens, een hoofdje met zwart haar en toen een lijfje, zomaar uit de buik van mijn vriendin. Uit de woonkamer hoorde ik gelach en het gerinkel van kopjes: de verloskundigen kletsten bij over hun levens, de kraamverzorgster bracht beschuit met muisjes. Ik weet nog hoe de uren die volgden geen tijd kenden, alleen het innige besef van hoe rijk dat voelde: we hebben een zoon. Rafa maakte zachte geluidjes en wij bleven naar hem kijken, de hele nacht lang.
Lees ook: Sonja is lesbisch, voelt zich niet anders, maar wordt wél zo behandeld
Eenzaam proces
Die felroze wolk waarop ik zat, was kennelijk ook zichtbaar voor anderen. 'Je geeft licht van geluk,' zei de gemeenteambtenaar toen ik mijn zoon een dag later aangaf op het stadsdeelkantoor, vergezeld door mijn trotse ouders. Ik wás ook gelukkig. Maar ik was ook jaloers. Dat begon al tijdens de zwangerschap. Ik had verdriet gevoeld over wat er wel in de buik van mijn vriendin Anna groeide en niet in de mijne. Dat was heel gek: mijn buik voelde letterlijk leeg. En waar Anna door haar zwangerschap plots tegen wil en dank een moederrol van mythische proporties kreeg toebedeeld, was mijn positie onduidelijker. Ik werd moeder, maar ik was niet zwanger. Maar ik werd ook geen vader. Al was het maar omdat er een vader in beeld is: Johan, mijn oudste vriend, die weliswaar geen juridische en opvoedkundige verplichtingen als vader zou hebben, maar die wél beschikbaar zou zijn om een rol te spelen in het leven van ons kindje. Ikzelf was iets ondefinieerbaars ertussenin. Ik werd niet aangesproken in de zwangerschapslectuur. Ik wist niet of de juffrouw van de borstvoedingscursus ook mij bedoelde toen ze 'alle vaders' sommeerde te helpen met opruimen. Ik had geen referentiekader en er waren nauwelijks voorbeelden. Hoezeer Anna en ik ook samen genoten van haar zwangerschap en ons samen verheugden op wat er komen ging, mijn proces was af en toe eenzaam.
Ik begon te piekeren. Wie was ik dan? Ten opzichte van het kindje, ten opzichte van Anna, en voor de buitenwereld? Op onzekere momenten werd ik bang. Ik zou toch wel gaan houden van de jongen die mijn zoon werd? En hij toch wel van mij? Zou ik misschien jaloers worden op Johan? Of op mijn vriendin? De angst dat ik niet zou gaan houden van mijn zoon kon ik à la minute wegstrepen na Rafa's geboorte. Vrouw, man, de bevallende partij of niet: je kunt niet anders dan verliefd worden op zo'n klein, naakt wondertje. Noem het hormonen, noem het pure biologie, maar dat was hoe het was. Ik had dit kindje groot zien worden in de buik van mijn lief, van maatje framboos (acht weken) tot formaat bloemkool (27 weken). Ik zal naast zijn bedje gaan staan als hij huilt en hem zijn eerste woordjes leren. Met de fermste wil van de wereld had ik nog niet anders gekund dan vanaf moment één van hem te houden.
Lees ook: Baby aan boord #47: Genderkwesties
Enthousiast en vol ongeduld stonden mijn ouders de volgende dag te wachten tot ik met hun eerste kleinkind op de arm de deur opendeed. Ik zie mijn moeder nog zitten op de bank, betraande ogen met een blik die ik nooit eerder bij haar zag: verwondering, dankbaarheid, ontroering voor het pasgeboren leven. Mijn vader had een gedicht geschreven voor zijn eerste kleinkind. Op de stoel ernaast zit ik trots te kijken en te doen alsof ik na één dag precies weet wat goed voor hem is. 'Ja, kijk, zie je, dit betekent dat hij moe is, kom maar, ik neem hem wel even.' Johan kwam ook langs en keek verliefd, die blik vergeet ik nooit meer. Het gevoel ook niet. Ah, en ik ben geen moment jaloers op hem geweest. Al was het maar omdat – gelukkig – zijn eigen grootste angst niet uitkwam: dat hij Rafa zou willen meenemen naar huis.
Weten waar je vandaan komt
Enerzijds was de kraamtijd een roze wolk. Anderzijds bleef het verwarrend. Mijn vriendin gaf ons kind de borst en ik zag een intiem verbond waar ik buiten stond. Het kraambezoek meldde zich in groten getale en wist steeds opnieuw te vertellen dat Rafa's ogen/haarkleur/lengte toch echt de genen waren van opa X/oom Y/broer Z. De kraamverzorgster vertelde hoe mijn vriendin intuïtief zou aanvoelen wanneer onze zoon 's nachts honger had. 'En jij slaapt overal doorheen,' vulde iemand anders lachend aan. Ook op pad in de wereld kwam steeds maar weer de vraag 'wie nou zijn echte moeder was'.
Lees ook: Fleurs vrouw stierf aan kanker: 'Misschien ga ik haar wel achterna'
In het kleine, hechte verbond dat Anna en ik samen vormden, was het ook even zoeken. Anna wist precies hoe ze het wilde met hem en schroomde niet me dat vriendelijk doch enigszins dwingend te vertellen. 'Hij mist zijn moeder,' ontglipte haar op een nacht toen ik met Rafa op de bank lag om hem de fles te geven. Het is de borstvoeding, vertelde ze later, die dat oergevoel soms bij haar oproept: hij heeft háár nodig, heel primair, om te eten en te kunnen groeien. Dat is heel waar. En ook: pijnlijk, en verwarrend. Want, ja, er is een verschil. Als Rafa 's nachts niet stil te krijgen is, hoeft hij Anna's borst maar te voelen of hij weet zich geborgen en valt meteen in diepe slaap. Hij houdt Anna goed in de smiezen als ze de kamer uitloopt, ook iets wat de kraamverzorgster had voorspeld. Maar hij volgt míj ook. En wonder boven wonder word ik wakker van ieder huiltje, zelfs als ik met oordoppen op de bank lig bij te slapen.
Het hele verhaal van Sonja lees je in &C's oktobernummer Daar kom ik mijn bed niet voor uit. Nu in de winkels en hier op Blendle.