Blog 2: Kippenvel
Eva Munnik heeft deze zomer haar huis verhuurd om zich met haar gezin zes weken lang New Yorker te voelen vanuit een brownstone appartement in Brooklyn . Het plan: terwijl zij in de lokale Starbucks werkt aan haar vierde boek, ontdekt haar dochter haar artistic talents op zomerkamp en gaat haar vriend hardlopen in Central Park. Nu nog even kijken hoe het in de praktijk uitpakt.
We zijn er! We zijn echt in New York!
Ik lig met mijn laptop op de sofa van het huis in Brooklyn dat we deze zomer gehuurd hebben. Nee, ik typ deze blog dus nog niet in een hip tentje met Vietnamese iced coffee bij de hand, zoals ik mij voor vertrek voorstelde. Dat komt wel, de beste cafeetjes om te werken moet ik nog ontdekken. Ons door verrijdbare airconditioningapparaten gekoelde appartement is een prima locatie om te mijmeren over de eerste vierentwintig uur in deze enorme stad. Als ik door de hoge ramen naar buiten kijk, zie ik het zwarte gietijzer van een typisch New Yorkse brandtrap en daarachter de gotische bogen van een ruim honderd jaar oude katholieke kerk. Het stikt hier van de kerken trouwens. De bruine appartementengebouwen die de rest van onze straat vullen, hebben allemaal een trapje naar de voordeur (net als het huis van de Huxtables in The Cosby Show!) en over de stoep hoor ik hoe ouders en nanny’s zich naar huis haasten met kinderen die ze zojuist van zomerkamp gehaald hebben.
Scholieren in New York hebben maar liefst negen weken schoolvakantie. En dus melden werkende ouders hun kroost massaal aan voor sportkamp, kleikamp of knutselkamp. Over een paar dagen gaat mijn dochter Reza ook naar een zomerkamp, dat van de Nederlandse school hier in New York. Daar voelde ik me best een beetje schuldig over, ook al heb ik haar opgegeven omdat ik weet dat zij blij wordt van het gezelschap van andere kinderen. Gelukkig kan Reza niet wachten. Sinds we hier zijn, komen we overal daycampers tegen, te herkennen aan het feit dat ze allemaal dezelfde T-shirts dragen en omringd worden door sportieve leiders - al dan niet met fluitje - die ze voortdurend toeroepen dat ze in line moeten lopen. Dat klinkt niet zo aardig, maar de kids hebben de grootste lol samen en we treffen ze steeds op - zo vindt mijn dochter - de leukste plekken van New York: het zwembad, de speeltuin en de waterspeeltuin. En dus telt Reza de dagen af tot zij eindelijk ook op kamp mag.
Eva Munnik woont met haar vriend en hun dochter Reza (6) in Amersfoort. Ze schrijft boeken. In 2016 kwam haar bestseller De melkfabriek uit, die zij samen met vriendin en tv-presentator Sofie van den Enk schreef. Dit jaar verscheen De wereld rond in 10 jaar. Ook werkt ze als freelance journalist voor bladen.
Lees hier blog 1
New Yorkers
De New Yorkers zijn óf bizar vriendelijk óf zo bot als maar zijn kan. Terwijl ik wacht op de metro, spreekt een forse, donkere vrouw me aan. Ze wil weten hoe oud Reza is. ‘Zes,’ antwoord ik en ze kijkt me bijna geëmotioneerd aan. ‘She’s beautiful, God bless you.’ Wanneer we een stel op straat de weg naar de dichtstbijzijnde supermarkt vragen, lopen ze helemaal met ons mee. Waar we vandaan komen, willen ze weten als ze ons met onze dochter horen praten. Ah, the Netherlands. Zij stammen af van Nederlanders, vertellen ze trots. En Amsterdam is de most wonderful city die ze kennen. In schril contrast met al die vriendelijkheid staat de douanebeambte op het JFK vliegveld, die niet hautainer had kunnen zijn. Met een verveeld handgebaartje geeft hij aan dat Reza hem aan moet kijken, zodat hij kan zien of ze op de foto lijkt. En de caissière van het metroloket kijkt me aan alsof ze water ziet branden als ik vraag welke exit het handigst is voor Brooklyn Bridge Park. ‘I don’t know,’ rolt ze met haar ogen, terwijl ze weer verder gaat met het vijlen van haar nagels.
Zonder hulp van de chagrijnige metromevrouw vinden we het Brooklyn Bridge Park ook wel. Het ligt aan de rand van Brooklyn en biedt een schitterend uitzicht op de skyline van Manhattan. Vlak voordat we er volgens Google Maps zijn, schuilen we voor een tropische regenbui - het is hier bloedheet - onder de luifel van een chic hotel. Als de stortbui overgaat in motregen, steken we de weg over en doemt opeens een weergaloos uitzicht op. Mijn adem stokt als ik het Vrijheidsbeeld zie, een klein groen figuurtje, ver weg in het water. Daarna glijden mijn ogen over de verzameling wolkenkrabbers op het eiland ernaast. Ondanks de bijna dertig graden celsius en de warme wind die vanaf de East River waait, heb ik kippenvel. Het raakt me en dat verbaast me. Ik heb toch al aardig wat gereisd maar dit gevoel ken ik niet. Ik denk dat het komt omdat er geen plek is die je zó goed kent - terwijl je er nog nooit geweest bent - als New York. Ik merk dat ik bijna verbaasd ben dat de stad ook echt bestaat. En er ook zo uitziet als in televisieseries en films.
Eerlijk is eerlijk: toen we een paar dagen geleden een snikhete gele taxi uit rolden om na een dag reizen aan te komen in een klein, stoffig en heet appartementje zonder balkon, hadden we niet meteen een hallelujagevoel. Je weet wel: dat moment aan het begin van een ‘normale’ vakantie, dat je je koffers dumpt om meteen een duik in het zwembad te nemen. En dat je dan daarna met een cocktail op je ligstoel neerploft en meteen al in de genietmodus zit. Zo voelde de start van ons New York avontuur niet. In plaats daarvan zetten mijn vriend en ik de airco’s in alle kamers aan, die meteen enorm begonnen te ratelen, probeerden we onze dochter wakker te houden, voor wie het voelde als middernacht - terwijl het in New York nog geen etenstijd was - en keken we elkaar aan met een gedesillusioneerde blik. ‘We zijn er,’ mompelden we verbaasd tegen elkaar. We spraken het niet uit, maar we dachten allebei stiekem: waar zijn we aan begonnen? Waarom niet gewoon dat all-inclusive hotel of die Franse camping? Waar we de reisdag nu zouden eindigen met een frisse duik en een zonsondergang boven de zee?’
Toen we de volgende ochtend, na zes uur wachten tot het licht werd (dochter werd natuurlijk gewoon om 7 uur Nederlandse tijd wakker, 1 uur ‘s nachts in New York), de trappen van onze brownstone af stommelden en het eerste hangende verkeerslicht met een rood handje (stoppen dus) tegenkwamen, voelden we ons enthousiasme terugkomen. Verrukt wezen we elkaar op de historische gebouwen en gelukzalig staarden we vier metrohaltes later naar die beroemde skyline. ‘Kijk, het Chrysler Building. En is dat niet het Empire State?’
We - zijn - echt - in - New - York. Morgen gaan we Manhattan in. Pas als ik op een kleedje in Central Park lig, geloof ik dat het echt bestaat.
Lees deel 1 van Zomer in New York hier.