Biscuitjes
Ze bestaan nog. Mensen die een keer per week uit elk pad in de supermarkt minstens drie producten nodig hebben. Op de band schuift een heel huishouden voorbij, zorgvuldig per categorie samengesteld. Yoghurt, melk, boter, dubbelvla. Beschuit, ontbijtkoek, rijstwafels. Dikke bleek, allesreiniger, toiletpapier. De mevrouw die alles zorgvuldig heeft samengesteld heeft de zweetdruppels op haar voorhoofd staan. In een moordend tempo haalt ze alles uit de kar en zet het op de band. Straks, na het afrekenen, gaat alles terug in haar kar, om het vervolgens allemaal naar haar stationwagen te vervoeren. Eindbestemming: het keukenkastje of liever nog, de voorraadkast.
Na het ontbijt, de zuivelafdeling en de middelen voor het watercloset, volgt het weekmenu. Nasi mét kroepoek. Aardappelen, sperziebonen met een vertrouwd oud-Hollands speklapje. Pasta met tonijn, olijven en tomaten. Over de band verdeeld liggen verschillende zakjes met sla. Het is overduidelijk een gezonde vrouw, met een goed georganiseerd bestaan, die haar huishouden met minstens drie kinderen als een geoliede machine laat lopen. Ze is een strenge, doch vriendelijke moeder, want de kinderen mogen wel snoepen van roze koeken. Op de bovenste plank van het meest rechter keukenkastje staat vast een pot met Engelse drop, die wordt uitgedeeld aan de kinderen bij kleine prestaties. En dan, na het passeren van de volledige boodschappenrevue, ligt er als laatste een eenzaam rolletje biscuitjes op de band. Zouden die voor mevrouw zelf zijn? Zodat zij, als zij na een dag vol gestructureerde chaos naast haar kleurloze echtgenoot op de bank ploft en langs de dinsdagavond programmering zapt, nog een klein heuglijk moment heeft met haar biscuitjes? Onmogelijk. Biscuitjes bieden nooit genoeg troost voor deze uit de klauwen gelopen levensweg. Waarschijnlijk wordt het de hele pot Engelse drop.