Column: Voor dat blonde jongetje met piekhaar
&C's Floor woont in hartje Utrecht samen met haar porseleinen poedel en schrijft wekelijks over verwonderingen, de liefde en andere noemenswaardige zaken in het leven.
Vandaag hangt er een regenboog boven Driebergen, de plek waar ik geboren ben. De kleuren blinken extra hard. Wanneer je door de kiertjes van je ogen tuurt klimt de kleur zo je brein in. Als je lievelingsmensen jarig zijn, dan hangt de lucht vol slingers en komen er uit de wolken pufjes confetti. Ook al is dat meteorologisch onmogelijk.
Elk jaar als mijn broer jarig was kreeg ik een klein cadeautje en andersom. Als jarige mensen jarig zijn, dan moet iedereen de glitters van het feestje voelen. Wanneer ik vroeger met mini-haas onder de arm gedrukt veel te enthousiast en veel te vroeg aan zijn bed stond, dan zong ik een verjaarsliedje voor hem. Hij zong dan zachtjes mee en zijn knuffeldier deed een bijpassend dansje.
Lees ook: Het Gammacomplex
Zo nu en dan gaan vroeger en nu hand in hand verstoppertje spelen achterin je hoofd. Zonder dat je het doorhebt scrolt de tijdlijn een flinke pas terug. Ik had dat lieve blonde jongetje met piekhaar - haast een knuffeldiertje - het liefst op sterk water gezet, zodat ik hem altijd bij me kon dragen. Maar dat zou eeuwig zonde zijn.
Samen bouwden we een dierencircus achter in de tuin, met als hoofdact mijn ratje Bram in het rode opblaasbadje. We hadden winkeltjes aan straat, presenteerden ons eigen Sinterklaasjournaal, hadden een eigen radiostation (we braken met de babyfoon in op een radiozender) en als het even kan dan gaven we wekelijks een show - van kop tot teen verkleed en stevig in de schmink. Zo verkleedde hij mij met kerst als Jozef. Hij gaf me een zwarte baard van schoensmeer, een tak uit het bos in mijn knuist en een lap als jurk. Mijn broer was Maria. Verjaardagsfeestjes waren al helemaal dé momenten om te verkleden.
Hij toverde moeiteloos een extra wereld om ons heen. En ik wilde dolgraag een bijrol in zijn droomwereldje. Er zijn genoeg mensen waardoor ik de wereld een showroom van geluk kan noemen, maar mijn broer is het summum van dat. Toen mijn vader overleed fungeerden zijn grote armen als levende tissues. Zijn knuffels waren velen malen groter dan mijn mini-haas van toen en zorgden dat mijn tranen met een tovergum werden uitgegumd.
Lees ook: De teennagels van Kees
Toen hij op kamers ging moest ik even slikken, maar als hij weer even thuis was, dan vertelde hij aan al de jongens waarmee ik een afspraakje had, dat ze het beter konden vergeten. Dat doen grote broers bij kleine zusjes. Ook nu hij sinds drie jaar in Londen woont verschijnt er elk dag op mijn telefoonscherm: ‘Haasje, hoe is het?’
Ook nu we niet meer dagelijks samen in een dierencircus staan, klem ik mijn armen nog even stevig om hem heen. Misschien elke dag iets steviger. Vandaag tuur ik door de kiertjes van mijn ogen en zie ik niet alleen mijn broer maar ook een beetje papa staan. Want die heeft speciaal voor vandaag de lucht vol met 29 slingers gehangen.