'Het dondert niet wat het is, als het maar uit het hart komt'
Ze was de koningin van de Nederlandse televisie, Mies Bouman. Gisteren overleed de televisielegende op 88-jarige leeftijd in haar eigen huis in het bijzijn van haar familie. Een groot verlies voor de televisiewereld, waar ze een diepe indruk achterliet met programma's als In de hoofdrol, Mies en scène en Eén van de Acht. Voor het allereerste magazine van &C, bijna één jaar geleden, spraken wij met Mies Bouman. En de wijze woorden van Mies willen we graag nog een keer met jullie delen.
U heeft een ongelofelijk oeuvre op uw naam staan. Kunt u vertellen wat u het allerleukste aan uw vak vond? ‘Ik heb geboft dat ik de kans heb gekregen om televisie te maken vanaf het eerste uur, vanaf 1951. Kijkcijfers bestonden toen nog niet, dus daar kon je je vreugde niet uithalen. De leukste momenten beleefden we als het programma was afgelopen, je elkaar omhelsde en zei: ‘Nou dat was niet slecht.’ Dat was het grootste compliment dat je kon krijgen van mensen die ook bij de televisie werkten. Overigens waren dat er maar heel weinig. In mijn tijd was er alleen de schminkster en een regisseur. Je nam je eigen koffiezetapparaat mee en je deed wat je dacht dat goed was. Dat bleek elke keer te kloppen. Een gevoel dat ik moeilijk kan beschrijven, maar het was heerlijk. Van een nieuw programma opzetten genoot ik het meest, het is zo’n avontuur. Je begon met niks, ging met drie of vier mensen om de tafel zitten, gebruikte alleen je fantasie en zei: ‘Als we dát nou eens gaan maken.’ Dat was luisteren en bekvechten en van mening verschillen en het eens worden en tenslotte zeggen: ja, zo gaan we het doen. Geweldig als dat goed uitpakt.’
Zou u vandaag de dag uw vak nog graag uitoefenen? ‘Nee. Televisie is tegenwoordig een fabriek. Zo heb ik nooit gewerkt, zo zit ik niet in elkaar. Ik heb alles mogen doen wat ik in mijn gekke hoofd bedacht. Ik wil geen nummer zijn, niet horen wat ik moet doen. Ik bepaal zelf of ik iets kan of niet, en of het goed is voor het programma of niet. Het zit mij niet lekker wanneer anderen dat voor mij bepalen. Bovendien merk je het op het scherm als mensen zich niet gelukkig voelen. Dan wordt het een rol die je speelt. Niemand zegt nog wat hij zelf bedacht heeft. Teksten worden door anderen geschreven en die mag je oplezen. Ik vind het veel aardiger als mensen haperen en even niet meer weten wat ze moeten zeggen op televisie en dat ook melden. Of dat ze helemaal door het dolle aan de gang gaan en zo enthousiast zijn dat je thuis op de bank ook enthousiast wordt. Maar dat maak je zelden meer mee. Het is allemaal glad. Ik wil eigenlijk niets negatiefs zeggen, maar ik vind dat voor het merendeel het hart uit de programma’s is. Er spelen nu allerlei belangen mee. Dat ken ik niet. Ik ken niet het belang van sponsoren en adverteerders. ‘Een sponsor, wat is dat?’ zei ik altijd bij wijze van grap. Die kent het vak niet, die heeft er niks mee te maken. Die is heel belangrijk, werd er dan gezegd. Want die zorgt voor het geld. Ik vind: geld is voor later. Eerst moet het programma staan, moet je op alle vragen een antwoord hebben. En dan pas komen de kosten. Daarna kun je het nog aanpassen als het goedkoper moet. Het zit ’m nooit in het geld of een programma succes heeft of niet. Het zit ’m in hele andere dingen.’
Wat is de kunst van goede televisie maken? ‘Een programma maken recht uit je hart. En het dondert niet wat voor programma het is. Of het nou een interview is of een amusementsprogramma of een documentaire. Leg je hele hart erin en ik zweer je dat de mensen thuis het herkennen als uitstekende televisie.’
Mies Bouman: Een sponsor, wat is dat?’ zei ik altijd bij wijze van grap.’
Wat voor verhouding heeft u met roem? ‘Daar heb ik alle gradaties van meegemaakt. Toen ik net begon, was het hooguit een stukje in de krant met: ‘Miesje Bouwman deed het omroepen niet slecht.’ Later werd ik eens herkend en dat was die eerste keren best leuk. Maar toen kwam Open het Dorp (een 23-uur durend geldinzamelingsprogramma van de Avro in 1962, red.) en toen brak de gekte los. Er stonden iedere dag hordes mensen voor mijn deur. Toen dacht ik: nu moet het ophouden. Geen mens verdient een dergelijke adoratie, vind ik. Als ik verkoopster was geweest bij Albert Heijn en ik deed het erg goed, had ik dat allemaal niet gehad. Dat vind ik ook een goeie prestatie. Het is dat je toevallig bij tv werkt, maar dat geeft je niet het recht om pronkend rond te lopen en te zeggen: ‘Kijk es, hier ben ik.’ Onzin. Dat mensen stokstijf blijven staan en zeggen: ‘Kijk, daar heb je Mies Bouwman,’ daar kan ik helemaal niks bij voelen. Omdat je een soort van bekend gezicht bent, krijg je soms voorrang in een rij voor een loket. Dat vind ik heel gênant. Ik hou er niet van om een uitzonderingspositie te hebben. Waardering vind ik leuker, warmer. Soms bedankt iemand je omdat je een positief effect op diegene hebt gehad. Dan denk ik: leuk. Dat vind ik prettig.’
Was u, toen u op televisie was veel met uw uiterlijk bezig? ‘Helemaal niet. Nou was ik van mezelf bloedmooi natuurlijk, haha. Ze zorgden goed voor me hoor. Er was altijd goeie schmink. Mijn kleren kocht ik zelf. Ik ben niet ijdel, maar ik vind het wel leuk om er goed uit te zien. Zeker als Leen dat tegen me zei.’
Ging het moederschap goed samen met uw werk? ‘Als ik naar mijn kinderen kijk, vind ik dat het heel goed is gegaan. Dat het een succes was. Maar op het moment zelf heb je er de pest in als er eentje ziek is en jij moet werken. Natuurlijk werden de kinderen goed verzorgd. We hadden altijd iemand in huis die dat regelde, maar het neemt niet weg dat ik dat toch een probleem vond. En dan had ik niet eens zo veel uitzendingen als sommigen tegenwoordig. Het was eens per maand of soms eens in de veertien dagen, en dat was het dan. Ik kreeg kind op kind, haha! Toch heeft het goed uitgepakt. De kinderen hebben geen klachten dus hoi hoi hoi, zeg ik dan maar.’
Voor veel jonge mensen is bekend worden het doel, niet per se goed zijn in je vak. Wat vindt u hiervan? ‘Zielig. Dan snappen ze hun verantwoordelijkheid ten opzichte van het publiek niet. Je doet het vooral voor mensen thuis, dat is een gegeven. Wanneer je alleen maar bezig bent met jezelf, zie je dat terug op televisie.’
Wat zou u willen meegeven aan een nieuw talent? ‘Je moet je met hart en ziel erin gooien. Niet denken: wat levert het op, hoeveel krijg ik ervoor, wat is de publiciteit? Dat soort dingen zijn allemaal onbelangrijk. Al doe je het voor niks, bij wijze van spreken. De kans die je krijgt om voor televisie iets te presteren is ongekend en verrukkelijk. Als je dat voor ogen houdt en met je voeten op de grond blijft staan, nou dan horen we misschien van je. Of misschien ook niet. Het is een wonderlijk vak, maar een heerlijke wereld.’