Column: Het Gammacomplex
&C's Floor woont in hartje Utrecht samen met haar porseleinen poedel en schrijft wekelijks over verwonderingen, de liefde en andere noemenswaardige zaken in het leven.
‘Dus je wilt lila? Een litertje zijdeglans? Op water- of terpentinebasis?’
Ik: ‘Doe maar wat het minst glimt en minst stinkt.’
Voor het gemak gris ik ook een houten roerstaafje uit het schap. Ik ben namelijk in de Gamma, de kraamkamer waar snode plannen worden gesmeed voor tuin en interieur. Voor die laatste categorie ben ik hier.
Lees ook: De bakjes van mijn brein en mijn konijn
Het is Hemelvaartsdag en ik besluit mijn vrije dag als joker in te zetten, door mijn kluspak uit de kast te trekken. Dat klinkt alsof ik precies weet wat ik ga doen. Laat je niet piepelen. Ik heb het project ‘badkamer- en nachtkastje schilderen’ met gemak een half jaar weten uit te stellen. Nu tikt de klok en ben ik toe aan drastische verandering.
De Gamma voelt niet voor iedereen als een tweede huis. Ik voel me er hopeloos verloren. Ik wou dat Siri me uit elke ingewikkelde situatie kon redden, maar goed, de man heeft ook weleens een dagje vrij. Ik richt me op het meisje achter het verfloket. Het loket waar je verfkleuren laat mengen en waar je klaagt over de belabberde dekking van je pot verf van vijftig piek. Dit meisje is mijn zorgvuldig uitgekozen slachtoffer, want ze oogt alsof ze mij en mijn ‘lost in the Gamma’-situation kan lezen. ‘Ik heb een heel leuk vintage kastje, ongeveer zó groot. Hij is nu wittig, maar ik wil hem een gezellig kleurtje geven. Nu heb ik deze verfkleur uitgekozen. Een beetje dít, maar dan wat zachter. Maar ik zoek de basics om de boel te kunnen oplappen.’
Als ik heel zenuwachtig word in bepaalde situaties, ga ik − uit instinct om mijzelf en de situatie niet te gronde te richten − overcompenseren (extreem glimlachen en irritant giechelen). We worden als mensen vaak intens ongemakkelijk door onzekerheid. Uit angst door de mand te vallen en als een lege huls van vlees met louter ‘gezellig haar’ (dat haar hoor ik wel vaker, de huls gelukkig niet) gezien te worden. In dit soort situaties doe ik extreem aardig, in de hoop dat de tegenpartij daardoor ook besluit wat aardigheid in de strijd te gooien. Dat gebeurt zelden, maar hoop doet leven.
‘Oplappen. Verven, beitsen, lakken of alleen schuren?’ Ik merk dat Virginie van het verfhok geen zin heeft in een praatje, dus ik probeer het beknopt te houden. ‘Eh, schuren en dan verven.’
Ze kijkt me aan alsof ik haar net heb gevraagd om uit te leggen waarom K3 eigenlijk K3 heet. Ik krijg rode wangen van schaamte, al weet ik niet precies welke klusregels ik zojuist heb overtreden.
‘Ja, dan heb je wel wat spullen nodig ja.’ Waarna er een net iets te lange stilte valt om nog te ontkennen dat de boel behoorlijk ongemakkelijk is. ‘Oké, welke spulletjes dan ongeveer? Ik denk namelijk…’
Maar Virginie is het zat en de verfmachine achter haar begint heftig te schudden. ‘Kurken schuurblok, verfkwast mét blauw randje, schuurpapier 120 en schuurpapier 80. En een lakset.’ Als ik vijf minuten terug in de tijd had kunnen scrollen, had ik het gedaan. Want ik kan inmiddels alle honderdvijftig verfkleuren kakken, uit ongemak en van de zenuwen.
Wanneer Virginie mijn verfpot uit de schudmachine haalt, krikt ze hem open en laat ze de kleur aan me zien. Waar ik trots voel over mijn uitmuntende oog voor kleur, kijkt zij in het blik alsof tien stadsduiven hun behoefte erin hebben gedaan.
‘Hé, heel erg bedankt voor je hulp. Ik voel me nogal een sukkel hier.’
Zij: ‘Sukkel? Ik vind het tof dat je je kast zelf gaat oplappen en het niet laat doen door je vriend of vader. En de kleur past goed bij je.’
Het is alsof er glitterlava uit het plafond komt en in warme golven over mijn schouders stroomt. Wanneer Virginie voorover bukt om mij een kortingsbon toe te schuiven − de vredesvlag wappert immers − zie ik het lila randje van haar slip boven haar Gammajeans uitkomen. Ik mag dan wel een Gammacomplex hebben, maar met mijn gevoel voor kleur is helemaal niets mis.