Tour taal voor dummies
Sportverslaggevers gooien tijdens de Tour de France de ene wielerkreet na de ander op tafel. Echt begrijpen doen we het nog niet, maar we willen ze wel weten!
Wielerwattes
&C is voor heel even ondergedoken in het wielerjargon om de meest onduidelijke, doch hilarische kreten te vertalen.
De bus: Dit is geen klassiek vervoersmiddel zoals we dat kennen, maar een grote club wielrenners die zich samenvoegt in bergetappes om zo op tijd binnen te komen.
Een koffiemolentje draaien: Met een zeer kleine versnelling fietsen.
Een waaier: Dit werkt eigenlijk volgens hetzelfde principe als bij trekvogels, de voorste fietser (of vogel) houdt de rest uit de wind.
Chasse Patate: Dit heeft niets te maken met gele frieten, maar met een wielrenner die vanuit een peloton aansluiting probeert te krijgen met de kopgroep. Dit mislukt, en de renner blijft tussen twee groepen inhangen, wat hem veel kracht en energie kost.
Meesterknecht: Een wieler die veel werk voor zijn kopman verricht, een echte ‘knecht’ dus.
Grinta: Wanneer een renner echte ‘grinta’ heeft, is hij/zij fysiek en mentaal beresterk en maakt hij indruk met zijn overtuiging en kracht.
Strijkijzer: Wanneer een wieler absoluut niet sterk is in een sprint, dan is hij een ‘strijkijzer’.
Geparkeerd: Wie 'geparkeerd staat', heeft het het heel zwaar. De krachten zijn uit je lijf en je komt niet meer vooruit.
Aan het elastiekje hangen: Als je het tempo van het peloton niet meer kan bijhouden en moet lossen, maar elke keer weer kunt aanhaken, dan hang je aan het elastiekje. Dit zie je vooral veel tijdens beklimmingen.
Wapper: Wanneer een wieler te weinig heeft gegeten en een kleine dip heeft.
Vierkant draaien: Wanneer een renner erg houterig aan het fietsen is en niet soepel vooruitkomt.
Er een snok aan geven: Extra hard gaan rijden.
Hij zit te harken (met zijn hol open): Hij rijdt de rit zwoegend.
Met dank aan: Sport Info, Wielertips en Zij Wielrent